OVERDEN TEGENWOORDIGEN TOESTANDVAN DEN VRIJEN STAATCENTRO-AMERIKAOFGUATEMALA,MEDEGEDEELDDOORALEXANDER von HUMBOLDT.Onder de zeven verbondene vrije Staten, Mexico, Gua-temala, Columbia, Neder-Peru, Chili, Opper-Peruen La Piata, welke in het voormalige Spaansch Amerikatusschen de 37° 48/ noorder breedte; en 41° 43/ zuiderbreedte ontstaan zijn, ligt, bijna in derzelver midden,Guatemala. De bewoners van dit gebergteland hebbenin September 1821 het eerste begin gemaakt met denstrijd voor onafhankelijkheid en vrijheid. Aan de bemoei-jing van vreemden toegevende, werden zij genoodzaakt,zich met Mexico te verbinden; doch op den 21 Januarij1823 werd dit verbond gebroken; Guatemala verklaardeplegtig hare onafhankelijkheid en trad, als eene op zichzelf staande republiek van het bondgenootschap, te voor-schijn. De naam van dezen staat heeft meermalen ver-|38|andering ondergaan. In het edikt, hetwelk de Uitvoe-rende Raad, den 25 Januarij, nopens de woonvesting vanvreemden uitvaardigde, werden de verbondene landschap-pen Provincias unidas del Centro de America genoemd,terwijl in de constitutie zelve, die den 22 November doorhet volk werd aangenomen, de tegenwoordige benaming,Republica federal de Centro-America is vastgesteld. Menviel op deze keuze, om de ijverzucht der afzonderlijkedeelen (met namen der staten van Salvador, Hondurasen Nicaragua) tegen te werken. Er is geen gedeelte vanSpaansch Amerika, nopens hetwelk ons zoo weinige be-rigten zijn ter hand gekomen, als van Guatemala. Heteenige statistieke werk, dit gemeenebest betreffende, is deCompendio de la historia de la Ciudad de Guatemala,door Domingo Juarris, in 2 deelen, sedert 1809 tot 1818,in het licht gegeven, en dit werk is slechts bij uittrek-sels in het Engelsch vertaald geworden. Jammer is hetdat de Schrijver van dit werk, voornamelijk ten doelschijnt gehad te hebben, ons met het geestelijk beheerdezer landstreek bekend te maken; nogtans geeft hij ook,ten opzigte van de ligging der bergen, den loop der ri-vieren, de zeden der inwoners, en de sporen van hunnevroegere beschaving, menigerlei berigten, van welkedoor de geschiedschrijvers en aardrijkskundigen geenepartij getrokken is geworden. Het gemelde werk is nietvergezeld van eene landkaart, en die, welke men bij deEngelsche vertaling gevoegd heeft, is verre beneden de|39|waarde van de kaart van Brué, welke men nevens mijnekopie van Nieuw Spanje vindt. Tot betere kennis van dekusten, kan men een zeer nuttig gebruik maken van tweeSpaansche kaarten, welke in de jaren 1803 en 1820 doorhet Deposito hidrografico te Madrid zijn uitgegeven.Op mijne schriftelijke aanvrage, of er van het binnenstegedeelte des lands niet in de archiven of elders het eenof ander aardrijkskundig plan te vinden ware, heeft menmij uit Guatemala ten antwoord gezonden, dat er vandien aard niets aanwezigs was, en ik heb deswege nietsanders kunnen bekomen; dan eene kleine, zeer zeldzame,en in het jaar 1800 in het land zelf gegraveerde opne-ming van de verhevene vlakte tusschen Nieuw-Guatemalaen het meer van Atitlan. Van deze kaart, welke eenAlcalde Mayor van de provincie Suchiltepeque heeft latenopmaken, om den door hem geopenden nieuwen wegtusschen de hoofdstad en de brug over de Rio de Nagua-lata aan te wijzen; mitsgaders van het ontworpen kanaalvan Nicaragua, hetwelk door Antonio de la Cerda ge-teekend is, en mij onlangs bezorgd is geworden, zal ik na-derhand zelf gebruik maken. Het opwakkeren van den na-tionaalgeest, in Guatemala geeft de hoop, dat het Con-gres weldra de noodige schikkingen zal daar stellen,ten einde, door sterrekundige hulpmiddelen, die dekortste van allen zijn, de gesteldheid der binnenlandenop te helderen. Bij het volslagen gebrek van statistieke|40|bescheiden, is het niet te verwonderen, dat de kleine op-stellen, met welke men nieuwlings de weetgierigheid vanhet Engelsche en het Fransche publiek heeft trachten tebevredigen, geheel onnaauwkeurig en van zeer weiniginnerlijke waarde zijn. Het dagverhaal der reize vanDoctor Lavagnino van Omoa naar Zacapa is het eenigehetwelk minder afkeuring verdient, ofschoon hetzelvegeen overzigt over het geheel van den nieuwen vrijenstaat behelst. Ik hoop den lezeren van dit tijdschrift eenaangenaam geschenk te maken, met de hier beknoptelijkbijeengebragte berigten, welke ik uit mijne briefwisselingmet den Heer Jose Del Valle, die een geruimen tijdeene aanzienlijke betrekking in het bewind bekleed heeft,alsmede uit verscheidene in Guatemala nieuwlings ver-schenen tijdschriften ontleend heb. Zelf heb ik geenenkel gedeelte van Centro-Amerika bezocht, maar doormijne onafgebrokene verstandhouding met mannen, dieaan het hoofd der Mexicaansche Regering staan, heb ikgelegenheid gehad, om uit den mond van vele inboor-lingen, die in Frankrijk en in Engeland zijn geweest,de door mij verzamelde narigten te toetsen en te ver-beteren.
De voormalige Capitania-General van Guatemala be-vat naar mijne berekening, 16,740 vierkante zeemijlen(van 20 op een graad). Tot aan den eersten volks-op-stand, van den 15 September 1821 rekende men ditland te bestaan uit de provincien Chiapa, Guatemala,|41|Vera-paz of Tezulutlan, Honduras, Nicaragua en CostaRica. De zeekusten welke tot deze Capitania Generalbehoorden, strekten zich langs den stillen Oceaan uitvan de Barra de Tonatà (op de breedte van 16° 7') oost-waarts van Tehuantepec tot aan Kaap Burica of Boruca(op de breedte van 8° 5') ten oosten van den Golfo Dulcede Costa Rica. Van dit punt af, loopt de grensschei-ding, eerst noordwaarts langs de Columbische provincieBeragua naar Kaap Carela heen (op de breedte van9° 5') iets beoosten de fraaije haven Bocco del Toro; ver-volgens in de strekking van Noord-Noord-West, langsde kust tot aan de rivier Blew-field of Nueva-Segovia(op de breedte van 11° 54') in het land der Mosquitos-india-nen; daarna in de rigting van Noord-West ter lengte van40 mijlen, langs den oever van de rivier Nueva Segovia,en eindelijk Noordwaarts tot aan Kaap Camaron (op debreedte van 16° 3') tusschen Kaap Gracias à Dios ende haven van Truxillo. Van Kaap Camaron tot aan deRio Sibun (op de breedte van 17° 12') wordt de grens-linie, eerst West en dan Noordwaarts, door de kustvan Honduras gevormd. Binnenslands volgt die linie,oostwaarts op, de rigting van de Rio Sigun, loopt ver-volgens door de Rio Samasinta, welke in de Lagunade Terminos eene uitmonding heeft; verlengt zich alsdannaar de Rio de Tabasco of Grixalva tot aan het ge-bergte, op hetwelk de indische stad Chialpa gebouwdis, en neemt eindelijk de rigting van Zuidwest aan ombij de Barra de Tonata op nieuw den oever te berei-ken. In dezen omvang was de voormalige Capitania|42|General van Guatemala iets grooter dan Spanje, eniets kleiner dan Frankrijk. Ten gevolge der staatkun-dige kuiperijen van den kortstondigen Keizer van Mexico,Iturbide, en zijne volgelingen in Guatemala, ging deprovincie Chiapa (eertijds, wegens vele heilige stedenen bedevaartsplaatsen, het goddelijke land, Teo-Chiapagenoemd) tot de nieuwe mexikaansche republiek over,zoo dat tegenwoordig de verbonds-staat van Centro-America slechts eene oppervlakte van 15,400 vierkantezeemijlen beslaat.
Vele bewoners van Guatemala vleijen zich met dehoop, dat de voormalige provincie Chiapa, door dekracht der oude gewoonten en herinneringen, zan-gedreven, zich wederom van Mexico afscheiden en metMidden-America vereenigen zal, om de oude grens-scheiding tot aan den staat Oaxaka te verbreeden. Daar-entegen matigt zich de Mexikaansche republiek, naarluid van mijne laatste brieven, een regt aan op de pro-vincie Soconusco, welke beroemd is wegens haar pro-dukt van heerlijke cacao. Dergelijke oneenigheden tenopzigte van de grenzen des lands, zijn in de verbonds-staten, welke het Congres van Panama door de innig-ste betrekkingen van vriendschap vereenigd houdt, vanminder staatkundig aanbelang, dan men gewoonlijk inEuropa denkt. Soconusco behoorde tot aan de laatstehelſt der 18de eeuw aan de Intendance Chiapa, waar-van de hoofdstad niet, gelijk op vele kaarten is aange-wezen, in het dorp Chiapa de los Indios bestaat maarin de stad Ciudad Real (eertijds ook Villa-Real, VillaViciosa, of Villa de San Christoval de los Llanos ge-noemd). De hoofdplaats der provintie Soconusco heetSanto-Domingo Escuintla, en moet niet met la Con-|43|ception de Escuintla, de hoofdstad van het departementde Escuintla. Soconusco was, toen de omwenteling vanGuatemala uitbarstte, een bijzonder Govierno. De aan-matiging der Mexikaners berust op de omstandigheid datSoconusco van 1524 tot 1553 tot de Audiencia de Mexicobehoorde. In het laatstvermelde jaar werd hetzelve metGuatemala vereenigd. Toen, na den val van Iturbide,Chiapa met de Mexikaansche republiek verbonden bleef,scheidde Soconusco zich daarvan af, en verklaarde zichtot eenen verbonds-staat van Centro-America. Uit de ver-kiezing-registers van de maand November 1825 kan menopmaken, dat deze vruchtbare provincie thans aan denEstado de Guatemala ingelijfd is geworden.
Ten aanzien van de bevolking van Guatemala heerschtnog eene groote duisternis, en hetgeen ter opklaring daar-van, in een voortreffelijk Vaderlandsch tijdschrift: deRedactor-general, in Juli 1825 bekend gemaakt is ge-worden, heeft de bestaande onzekerheid in geenen deeleverminderd. In dit gewest, gelijk in alle streken vanSpaansch-Amerika, zijn goede volks-tellingen, of lievervolks-opnemingen, alleenlijk door medewerking van degeestelijkheid te verkrijgen. De Capitan-General vanGuatemala, Don Matias de Galves, vond in 1778,volgens de opgave der wereldlijke bewindslieden 79,7214zielen. Deze tellin is mij schriftelijk medegedeeldgeworden door den Heere Del Barrio, voorheen afge-vaardigde van Guatemala bij de Spaansche Cortes. Ver-gelijkt men echter met deze hoeveelheid de stuksgewijze|44|opgaven der geestelijken in de vier Bisdommen van Gua-temala, Leon de Nicaragua, Chiapa of Ciudad-Real enComayagua of Honduras, zoo bevindt men, even als deHeer Juarros, dat de telling van 1778 ten allerminsteen derde te weinig oplevert. In het Bisdom Comayaguavond de geestelijkheid in plaats van 88,145, het getalvan 93,501. In het Bisdom Chiapa bekwam zij 99000,in stede van 62,200. Gedurende mijn verblijf in Mexiko,schatte men de bevolking van de Capitania-Generalvan Guatemala (alwaar het getal der koperkleurige in-boorlingen ontzaggelijk groot is,) op 1,200,000 zielen.Tegenwoordig gelooft men, zoo mij door brieven van Sep-tember 1825 bekend geworden is, dat de republiek zel-ve, zonder Chiapa, 2 à 2½ millioenen zielen bevat. Vol-gens mijne neiging, om mij in statistieke nasporingenliefst aan de minste grens-getallen (nombres limites) tehonden, heb ik, in de algemeene schattingen der bevol-king van Amerika, welke in het derde deel van mijnreisverhaal vervat zijn, het getal van 1,600,000 behou-den. Wanneer men echter slechts een vijfde gedeelte|45|aanneemt voor de gapingen in de telling van 1778, zoowordt het, bij het toenemen der bevolking welke inzon-derheid in de indische dorpen zoo aanmerkelijk is, allerwaarschijnlijkst, dat tegenwoordig (in 1826) de bevolkingvan Centro-Amerika tusschen de 1,800,000 en 2,000,000zielen bedraagt. Het getal der koperkleurige inboorlin-gen beloopt ten minste drie vijfde gedeelten van het ge-heel, en het getal door den Heer Poinsett opgegeven,te weten: 1,291,000 voor de gezamenlijke rassen der be-volking van den Vrijen Staat Guatemala, is voorzekerte gering. Wanneer men, uit hoofde van de oude ver-eeniging der landen, en de gelijkheid van den oorsprong,de inboorlingen der beide verbonds-staten Mexiko enCentro-Amerika, als eene enkele massa beschouwt, zalmen tegenwoordig in dezelve bij het eerste ontkiemenvan hunne staatkundige vrijheid en onafhankelijkheidreeds twee maal zoo veel menschen tellen, als de Ver-eenigde Staten van Noord-Amerika, veertien jaren nade eerste uitbarsting van haren revolutie-oorlog.Midden-Amerika of Guatemala moet, even als Mexiko,als een gebergteland beschouwd worden, nogtans vertoo-|46|nen zich daarin warme vlakten van aanmerkelijke uitge-strektheid in de provinciën Vera-Paz, Honduras enPoyais naar den Atlantischen Oceaan heen. Nadat deketen der Andes, tusschen de monding van den Atrato,de bronnen der kleine rivier Napipi, en den zeeboezemvan Cupica, afgedaald is tot kleine heuvelen, ter hoogtevan eenige honderd voeten, verheft zij zich op nieuw inde landengte van Panama tot de hoogte van 600 voet,en wordt allengs breeder in de Cordilleres van Veraguaen Salamanca. Indien het waar is, dat de bergen, dieaan de noord-westelijke grenzen van den vrijstaat vanColumbia, onder de namen Silla de Veragua en Castillodel Choco (bijna onder den meridiaan van den Bocca delTowo en van de Laguna Chiriqui gelegen) op een' afstandvan 36 zeemijlen gezien kunnen worden, zoo moetenderzelver toppen, volgens de gewone wetten der straal-breking, de hoogte van 1400 toises bereiken. Van deplaats waar de keten der Andes, het grondgebied vanMidden-Amerika raakt, blijft dezelve altijd in de nabij-heid van de oevers des Stillen Oceaans, en van den zee-boezem van Nicoya tot naar Soconusco, tusschen 9½ en16 graden breedte, begint de lange reeks van vulkanen,die doorgaans afzonderlijk staan, en van welke sommigenin zamenhang met de voor-Alpen staan.
Van den geognostischen staat dezer landstreek heb ikmij de navolgende overzigten bezorgd.
De reeks van vulkanen van Midden-Amerika is ont-staan (tusschen 11° en 16° breedte) tusschen de oorspron-kelijke gebergten van Veragua en Oaxaca. Met de weste-lijke bergketen van Nieuw-Grenada zijn zij vereenigd,door middel van schilferbergen van Veragua, en met denMexicoschen landweg, door middel van granitbergen vanOaxaca, welke vereeniging niet de reeks van vulkanen|47|zelven (deze zijn meestal op zich zelven staande kegel-vormige bergen), maar de omliggende en insgelijks ver-hevene landstreek bevestigt. Gedurende mijn' overtogtvan Lima naar Acapulco, op zee, heb ik, uit SpaanscheManuscriptkaarten van John Morabda en andere zee-vaartkundigen, ophelderingen en berigten nopens de lig-ging der vuurbergen van Guatemala bijeenverzameld. Demeeste derzelve zijn door Bauza, met de naauwkeurig-heid, welke hem eigen is, in de Carta esférica del Marde las Antillas (1805), en in de Carta esférica desde etGolfo Dulce hasta San Blas (1822) overgebragt. Nogtansmaakt Leopold von Bucu met zeer veel juistheid in zijnklassiek werk over de Kanarische Eilanden (1825, p.406―409) de aanmerking, dat William Funnel, de op-per stuurman van Dampier, reeds een groot gedeelte vanhetgene tot nog toe betreffende deze vulkanen ter onzerkennis gekomen is, aan het publiek bekend gemaakt heeft.lk vervolg de reeks van het zuidoosten naar het noord-westen, gelijk dezelve door Arago, in het Annuaire duBureau des Longitudes 1824, ingevolge de materialen,welke ik hem had medegedeeld, behandeld zijn gewor-den. Overal, waar mijne narigten strijdig zijn met dekaarten, en waar de kaarten onderling elkander tegen-spreken, geef ik deze afwijkingen naauwkeurig te kennen,opdat toekomstige reizigers deze aardrijkskundige twijfel-stukken eenmaal tot zekerheid mogen brengen. Velevulkanen dragen gelijktijdig verschillende namen; die,welke eigenaartig aan de bergen toebehooren, zijn onder-scheiden naar mate van de verschillende Indische tong-vallen, en ontleend van de namen der naastbij gelegeneplaatsen. Zoo noemt men in Nieuw Spanje den Popoca-tepeti en den Izbacci-hunté, nu eens Volcanes de Puebla,dan weder Voleanes de Mexico, en twee bergen kunnenalzoo, door misverstand, voor zes aangezien worden. Eris nog eene andere bron van verwarring, te weten de|48|omstandigheid, dat in Amerika den naam van Vulkaanniet alleen wordt toegevoegd aan bergen, van welkeruitbarstingen de geschiedenis van alle tijden gewag maakt,maar ook aan trachytgevaarten, die nimmer eene uitbra-king hebben gehad, en ook niet door middel van blij-vende openingen, in verband met het inwendig gedeeltevan den aardbol staan. Het meest zuidwaarts staat deVolcan de Barua (op 8° 50' breedte), binnen s' landszeven zeemijlen noordoost van Golfo Dulce; in de En-gelsche kaarten wordt dezelve Volcan de Varu genoemd,en, zoo ik meen, verkeerdelijk veel oostelijker (onder84° 52' westel. par. lengte en 8° 25' breedte), in de pro-vincie Veragua geplaatst. Op dezen Volcan de Barua volgtde Volcan de Papagayo (op de breedte van 10° 10'), nietop het voorgebergte van Santa Catalina, maar vijf zee-mijien noordelijker, en naauwelijks 4000 toises van dekust verwijderd.
Oostelijk van den Volcan de Papagayo liggen drie oudevuurspuwende bergen, niet verre van den zuidelijkenoever van het meer van Nicaragua; namelijk de Volcande Orosi, tusschen Rio Zabales en Rio Terluga; de Vol-can de Tenorio, en de Volcan del Rincon de la Vieja,(de laatstgenoemde op 10° 57' breedte, en niet meer dan1° 35' bewesten de uitwatering van de Rio San Juan, inde Antillische Zee). Het bestaan van het groote Kra-ter-meer van Nicaragua schijnt met deze buitengewoneoostelijke ligging van den Volcan de la Vieja, in oorza-kelijk te verband staan.
Ten noorden van de stad Nicaragua, op de landengte.tusschen het meer en de zeekust, tusschen 10° 30' en12° 30' breedte, bestaat nog eenige onzekerheid met op-zigt tot de gelijkvormigheid der vulkanen. Juarros, de ge-schiedschrijver van Guatemala, en Antonio de la Cerda,de Alcalde de la Ciudad de Granada, wiens manuscript-kaart in mijn bezit is, maken alleenlijk melding: 1° van|49|den Volcan Mombacho, op een voorgebergte, weinige zee-mijlen ten zuidoosten van de stad Granada; 2° van denVolcan de Sapaloca, in het meer Nicaragua, tegenover den vulkaan Mombacho; 3° van den Volcan deMasaya, tusschen Ciudad de Granada en Ciudad de Leon,niet verre van het kleine meer Masaya, bewesten de RioTepetapa, welke de Laguna de Leon of Managua metde Laguna de Nicaragua vereenigt; 4° van den Volcande Momotombo, aan het noordelijk einde van den Lagunade Leon, iets oostelijks van de Ciudad de Leon.
In deze naamlijst ontbreekt de Volcan de Granada vanalle Spaansche zeekaarten, van welke Funnel en Dampiermelden, dat hij de gedaante van een' bijenkorf heeft.Uit eene plaats van Gomara (Historia de las Indias, fel112), zoude men moeten opmaken, dat de Volcan deMasaya en de Volcan de Granada een en de zelfde zijn.De kaart van het Deposito hydrografico geeſt berigt: 10van den Volcan de Bombacho, waarschijnlijk de Mom-bacho van den Alcalde de Granada; 2° van den Volcande Granada, bewesten de Ciudad de Granada; Volcande Leon, ontwijfelbaar, uit hoofde van deszelfs ligging,de beroemde Volcan de Masaya, 20' zuidwaarts van deCiudad de Leon. Ik herhaal het nogmaals, dat naarmijne gedachten, de kegel, welke de Spaansche kaartenVolcan de Granada noemen, een van beide, de VolcanBombacho of de Volcan Masaya moest zijn; wantbeide zijn in de nabijheid (zuidelijk en oostelijk) vande Ciudad de Granada gelegen. De Volcan Masayadie nader bij het dorp Nindiri dan bij het dorp Masaya|50|ligt, was in de eerste tijden der Conquista, een der on-rustigste vuurbergen van geheel Guatemala. »De Span-jaarden,” zegt Juarros »noemden dezen berg de Hel,el Infierno de Masaya. Zijn krater had slechts 20 of30 schreden middellijn, maar in deze opening zag menden gesmolten lava als water koken, en golven, zoohoog als torens (!), opwerpen. De glans en het ge-druisch verspreidden zich verre in den omtrek. Op denafstand van 25 mijlen was het vuur van den Masayanog zigtbaar.” De zelfde vulkaan was in de zestiendeeeuw een zonderling voorwerp van den gouddorst dermonnikken. De dominikaan Blas de Inena (zoo verhaaltGomara, liet zich aan een' ketting van 140 bracaslengte, met een' ijzeren lepel in de hand, in den kraterneder. Met dezen lepel wilde hij het gesmolten goud(de vloeibare lava) uit den krater scheppen. De lepelsmolt, en de monnik kon ter naauwernood zijn levenbergen. De bijomstandigheden van dit berigt zijn zondertwijfel verdicht; doch het is meer dan waarschijnlijk,dat Inena zich in den krater gewaagd heeft, en dat zijnemislukte onderneming den Deken (Dean) van het gees-telijk kapittel van Leon, aangespoord heeft, van denkoning verlof te verzoeken »den Volcan de Masaya tedoen openen, om het goud te verzamelen, hetwelk dezeberg in zijn binnenste verborg.” Juarros noemt nog eenenvulkaan in de nabijheid van Masaya, namelijk dien vanNindiri of Nidiri, die in 1775 eene groote uitbarstinghad, waarbij een lavastroom (via de fuego) zich in deLaguna de Leon of de Managua uitstortte, en daarineene groote menigte visschen doodde. Naar de liggingvan het dorp Nindiri te oordeelen, was dit verschijnseleene zijdelingsche uitbarsting van den Masaya.
Op Teneriffa heb ik ook menigmaal hooren spreken|51|van den Volcan de Chahorra, als van eenen berg, dievan den Piek verscheiden zoude zijn! In alle landen,waar vuurspuwende bergen zijn, is het zeer gewoon datmen eigenlijke vulkanen verwart met zijdelingsche uit-barstingen. Wanneer men van den Volcan de Masayalangs de Laguna de Tiscapa, over Nagarotti naar de stadLeon reist, ziet men, ten oosten van deze stad, aan hetnoordelijk einde der Laguna de Leon of de Managua,zich den hoogen Volcan de Momotombo verheffen; verderop, tusschen 12° 20' en 13° 15', of tusschen de stad Leonen den zeeboezem van Amapala of Fonseca, volgen devier vulkanen van Telica, del Viejo, Giletepe en Gua-nacaure. De Volcan de Telica is nog in werking, evenals de Mombacho en de Momotombo. Ook hebben reizigersdie in het vorige jaar de haven van Rialejo bezocht heb-ben, den Volcan de Viejo sterk zien rooken. De Volcande Gilatepe wordt op sommige Spaansche manuscript-kaarten ook Volcan de Cosiguina genoemd, en wel vol-gens het zeer waarschijnlijk vermoeden van den Heer vonBuch, naar de nabij gelegene Punta de Cosiguina.Bewesten den zeeboezem Amapala verheffen zich alsop een en den zelfden kloof, die zich van hier Oost80° West, tusschen 13° 15' en 13° 50' noorder breedteuitstrekt: de vulkanen van San Miguel Bosotlan (Usu-lutan?), Tecapa, San Vincente of Sacatecoluca, SanSalvador, Isalco, Apaneca of Conçonate, Pacaya, Vol-can de Agua, twee Volcanes de Fuego of de Guatemala,|52|Acatenango, Toliman, Atitlan, Tajumulco, Sunil,Suchiltepeque, Sopotitlon, las Hamilpas (eigenlijk tweenabijstaande vulkanen van dezen naam), en Soconusco.Onder deze twintig vuurbergen zijn die van San Miguel;San Vincente, Isalco, San Salvador, Pacaya, Volcande Sapotitlan van ouds de onrustigsten geweest. DeVolcan de Isalco had in April 1798, en van 1805 tot1807 hevige uitbarstingen, en men zag op die tijdendikwerf vlammen uit denzelven opstijgen. Deze is in-zonderheid rijk in ammonium.
De Volcan de Pagaya ligt op drie mijlen afstands vanhet dorp Amatitan, en gevolgelijk oostwaarts van denVolcan de Agua. Hij is minder geïsoleerd dan deze,maar verlengt zich in een' ontzaggelijken bergrug metdrie punten die van zeer verre zigtbaar zijn. Stroomenvan Lava (welke de inwoners hier even als in Mexicohet woeste land, malpays, noemen), puinsteen, en lagenvan zand hebben de omliggende landstreek onvrucht-|53|baar gemaakt. Op het einde der zestiende eeuw (dusschrijft de Cronista Fuentes, Tom. I. lib. 9. cap. 9)wierp de Pacaya, dag en nacht niet alleen rook, maarook vlammen uit. De grootste en beruchtste uitbrakin-gen van den Volean de Pacaya waren die van 1565,1651, 1664, 1668, 1671, 1677, en die van den 11denJulij 1775. De laatste uitbarsting kwam niet uit den topzelven, maar uit een der dieper liggende nevenspitsen.De Volcan de Fuego, of zoo als dezelve ook genoemdwordt, de Volcan de Guatemala is 5 mijlen bewestenvan den Watervulkaan, en 2 mijlen zuidwest van destad Antigua Guatemala gelegen. Nu en dan werpt hijnog rook en vlammen uit. Zijne grootste uitbarstin-gen, sedert de eerste aankomst der Spanjaarden, zijn dievan 1581, 1586, 1623, 1705, 1710, 1717, 1732, 1737.Deszelfs gedaante is die van een' fraaijen kegel, die ech-tes in de nabijheid van den top, door verscheidene zwa-velheuvels (overblijfsels van zijdelingsche uitbarstingen)misvormd is. De volgreeks, in welke, zuidwaarts vande Laguna de Atitlan, tusschen Nueva Guatemala enSapotitlan, de uitgebrande volkanen zich vertoonen, komtmij in een geognostisch opzigt als zeer merkwaardig voor.Zij zijn als op twee kloven, van het Oosten naar hetWesten gestrekt, en als van hunne plaatsen verschovenzoodat de westelijke rei vier leguas verder noordwaartsligt. Op de oostelijke kloof liggen als daar opgescho-ven de vulkanen van Pacaya, de watervulkaan, detwee vulkanen de Fuego, en de Volcan de Acatenango;op de westelijke kloof, nader bij het meer van Atitlan,liggen de vulkanen van Toliman, Atitlan en Sunil, met|54|verscheiden afzonderlijke bergen welker namen mij nietbekend zijn:
De water-vulkaan (Volcan de Agua) is onder de eenen twintig ten deele uitgebrande, ten deele nog bran-dende vulkanen van Midden-Amerika een der hoogsteen beruchtste. Hij ligt zo zeemijlen ten oosten van degroote Laguna de Atitlan, tusschen Antigua Guate-mala en de volkrijke dorpen Mixco Amatitan en SanChristobal. Vermits tot nu toe nog geen enkele bergvan de Andes-keten van Guatemala gemeten is gewor-den, kan ik deze aanmerkelijke hoogte alleenlijk aflei-den uit de omstandigheid, dat deze berg dikwerf maan-den achter een met rijp, ijs, en welligt zelfs met sneeuwbedekt blijft. Op deze Zuiderbreedte kan deszelfs hoogteniet beneden de 1750 en niet boven de 2400 toises zijn.Bergen, welker hoogte dit laatste getal overtreft, zijnreeds werkelijke Nevados, dat is met eeuwigdurendesneeuw bedekt. De Kapitein Basil Hall schat de beidevulkanen van Guatemala, volgens eene niet zeer ze-kere afmeting, op een' afstand van 40 zeemijlen, op 2293en 2330 toises. De Pater Remesal (Hist. de la Provinciade San Vincente, lib. 4. cap. 5.) die, naar het oudegebruik, met de getallen speelt, beweert, dat in hetjaar 1615 de zoogenaamde watervulkaan nog 3 mijlen(leguas) hoog was, hoewel hij bij de wateruitbarstingvan den 11 Septemb. 1541, toen Almolonga of CiudadVieja vernield werd, zijnen top (coronilla) die ook éénemijl hoog was, verloren hadde (!). De geognostischebijzonderheden van deze water-uitbarsting zijn geheel enal onbekend gebleven. Juarros meldt, ons dat er aande helling des bergs tegenwoordig geene steenen nocheenige andere sporen van vulkanische uitbarstingen zigt-baar zijn; het kan echter wezen dat de asch en de lavadoor plant-gewassen bedekt zijn, het kan ook wezen,dat de onderaardsche holten van den berg, eeuwen lang|55|met doorsieperend regenwater gevuld zijn geweest, ofook dat er op den top zelve een krater-meer aanwezigwas. Men heeft mij in de provincie Quito verhaald,dat de sedert lang uitgebrande vulkaan van Imbaburubij Villa de Ibarra nu en dan (waarschijnlijk na schok-ken van aardbeving) water, slijk en visschen uitwerpt.Zoo veel is zeker, dat de Volcan de Agua, die tusschenden Volcan de Pacaya en den Volcan de Fuego ligt,de gedaante van een' stompen kegel heeft. De hellin-gen van dit gebergte, hetwelk, zoo men zegt, een' om-trek van 18 leguas heeft, zijn op twee derde gedeeltenals tuinen beplant; hooger op vindt men heerlijke bos-schen, en op deszelfs top ziet men thans nog eene lang-werpig ronde verdieping, welker grootste middellijn,Noord en Zuid gestrekt, 400 Par. voeten lengte heeft.Dit is zonder twijfel een krater (caldera), en Juarros,niettegenstaande hij alle sporen van de werking des vuursbij den water-vulkaan wil ontkennen, geeft zelf (Tom. II.p. 352.) van dezen krater eene soortgelijke beschrijving,als die welke ik daaromtrent van verscheiden wel on-derrigte inboorlingen bekomen heb.
Noordwaarts van deze tritsvulkanen, welke tusschenden Pacaya en den Sunil, aan het westelijk einde vanhet meer van Atitlan als bij elkander gedrongen zijn,schijnt de warmte-uitdrijvende kloof van Midden-Amerikavan lieverlede ten einde te loopen. De Volcan de Soco-nusco, van welke Juarros niet eenmaal gewag maakt,(volgens de kaart van Bauça onder 15° 59' breedte, en95° 41' lengte van Parijs gelegen) vormde de grensschei-ding der reeks van vulkanische uitbarstingen aan denwestelijken zoom van het granitgebergte van Oaxaca;langs den oever der Zuidzee vindt men, op eene lengtevan 220 zeemijlen, tot aan den Volcan de Colima,geen' enkelen vuurberg meer. Nadat ik, in dit geschrift,tusschen de parallellijnen van 8° 50' tot 16°, in eene|56|strekking van Z. O. en N. W. vijf en dertig kegelbergenheb opgenoemd, welke in het land voor vulkanen wor-den gehouden, en onder welke vijftien zijn, die zondertwijfel in de laatstverloopene eeuw nog rook en vlammenhebben uitgeworpen, zal men mij wel vergunnen, bijherhaling te beweren, dat men nergens op den aardbol,Chili, de Indische Archipel en de Aleutische Eilandenniet uitgezonderd, door middel van bergkloven een’ zooaanhoudenden zamenhang, tusschen het binnensteder aar-de, en het luchtruim aantreft. Toekomstige reizigers zullen,volgens geognostische gronden beslissen, welke, onder 35zoogenaamde Volcanes de Centro-America, kraterloozetrachytkegels, en welke inderdaad opene vuurbergen zijn.De nieuwe vrije staat van Centro-America bestaat te-genwoordig uit vijf republieken (Estados), waarvan elkebestuurd wordt door twee kamers. Men ziet uit de ver-handelingen der constituerende Vergaderingen van hetjaar 1824, hoe bezwaarlijk het is, naar volksopnemingen,waarvan de meeste van 1777 en 1778, eenige van 1775,en nog andere van 1813 waren, de respective getallen dervertegenwoordigers te bepalen. Na veel redentwistenswerd aangenomen, dat elke staat ééne stem voor 15,000zielen zoude hebben, en dat dienvolgens Guatemala metSoconusco 36, San Salvador 18, Honduras 11, Nicara-gua 13 en Costa Rica 4 stemmen bij de eleccion de lasSopremas autoridades federales zouden hebben.
Ten gevolge dezer verdeeling, rekent men:in den Estado de Guatemala 540,000 inwoners.― ― ― de S. Salvador 270,000 ―― ― ― de Honduras 165,000 ―― ― ― de Nicaragua 195,000 ―― ― ― de Costa-Rica 60,000 —1,230,000 —|57|De volstrekte bevolking dezer verbondene staten, isgewisselijk een derde gedeelte sterker. De wetgevendemagt had alleenlijk ten oogmerk, de betrekkelijke bevol-king te berekenen.I. ESTADO DE GUATEMALA.13 Partidos of Departementos.1) Sacatepequez met de hoofdstad des Estado;Antigua Guatemala; Chinauta, Palencia,Amatitlan, Ciudad Vieja, Mixco.2) Chimaltenango met de hoofdstad (pueblo caba-cera) des Partido; Chimaltenango; voorts Co-malapan, Acatenango, Tepan, enz.3) Solola, pueblo cabacera: Solola; voorts SanPedro Laguna, Chichicastenango, Potulul,Quiché, Atitlan, enz.4) Totonicapan, p. cab. Totonicapan; voorts Me-mostenango, St. Maria Chiquimula, enz.5) Gueguetenango, p. cab. Gueguetenango; voortsSan Pedro Soloma, Chiautla, Cuilco, Nevare, enz.6) Quesaltenango, p. cab. Quesaltenango; voortsOstuncalco, San Marcos, Texutla, Yxtagua-can, Sunil, enz.7) Suchitepequez, p. cab. Mazatenango; voortsCuintenango, Retalkuleu, Samaïaque, enz.8) Escuintla, p. cab. Escuintla; voorts Chipilapa,|58|Chiquimulilla, Cusumalguapa, Mosagua, Suca-alpa, enz.9) Chiquimula, p. cab. Chiquimala; voorts Quesal-teneque, Esquipulas, Jutiapa, Xilotepeque, enz.10) San Agustin, p. cab. San Agustin; voorts Za-capa, Gualan, Acasaguastlan, Jalapa, Mata-quescuintla, enz.11) Vera Paz, p. cab. Ciudad de Coban; voorts SanPedro, Cajaven, Languin, enz,12) Salama, p. cab. Chicay; voorts Ravinal, Cubulco,Chol, Tucura, enz.13) Peten, p. cab. Remedios; voorts San Andres,San Jose, Santo Tbrribis, enz.
II. ESTADO DEL SALVADOR.
4 Partidos.1) San Salvador met de hoofdstad des Estado, SanSalvador; voorts Olocuilta, Chalatenango, Me-tapam, Teotepequs, enz.2) Sonsonate, met pueblo cabacera des partido,Sonsonate; voorts Villa de Santa Anna, Villade Aguachapan, Dolores-Isalco, Asuncion-Isalco,Ataco, Texiste-Tepsque, enz.3) San Miguel, p. cab. San Miguel; voorts Gotera,San Alexo, Usulatan, Tecapa, Chinameca,Ereguaiquin, Sesore, Anamoros, enz.4) San Vincente, p. cab. San Vincente; voorts Apar-tepeque, Sensuntepeque, Nonualco, Titiguapa,Ostuma, enz.
III. ESTADO DE HONDURAS.12 Partidos.1) Comayagua met de hoofdstad des Estado: Ciu-dad de Comayagua; voorts Lejamani, Cururu,Chinacle, enz.|59|2) Tegucigalpa, p. cab. Tegucigalpa; voorts Ojo-jana, Alugaren, enz.3) Caoluteca, p. c. Choluteca; voorts Texiguat,San Marcos, enz.4) Nacaome, p. c. Nacaome; voorts Pespire Aguan-queterique, enz.5) Cantaranas, p. c. Cantarranas; voorts Guas-caran, Cedros, Orica, enz.6) Juticalpe, p. c. Juticalpe; voorts Catacemas, enz.7) Gragias, p. c. Ciudad de Gracias; voorts Inti-buca, Gualcha, enz.8) Los Llanos, p. c. Ciudad de Llanos; voortsQuesalica, Ocotepeque, Guarita, enz.9) Santa Barbara, p. c. Santa Barbara; voortsSan Pedro, Quimistan, Omoa, enz.10) Truxillo, p. c. Truxillo, Olanchito, enz.11) Yoro, p. c. Yoro; voorts Sulaco, enz.12) Segovia, p. c. Somoto; verder Ocotal, Mozonte,Ticaro, Palucaguina, Pueblonuevo, Esteti, enz.
IV. ESTADO DE NICARAGUA.8 Partidos.1) Leon, met de hoofdstad van den staat Leon;voorts Nagarote, Sauce, Somotillo, enz.2) Granada, p. cad. Ciudad de Granada; voortsTeurtepit, Labizisca, Camoapa, Boaca, enz.3) Managua, p. c. Managua; voorts Tipilapa,Mateare, S. Pedro Metapa, enz.4) Realesco, p. c. Villa de Realesco; voorts Chi-nandegar, Chichigalpa.5) Subriaba, p. c. Subriaba; voorts Telica, Que-zelguaque, enz.6) Masaya, p. c. Masaya; voorts Guinotepet, Diria,Niquinonio, Nandaime, Nindiri, enz.|60|7) Nicaragua, p. c. Villa de Nicaragua; voortsPotosi, Nicoya, Guanacaste, enz.8) Matagalpa, p. c. Matagalpa; voorts Sebaco,Muimui, Guinotepe, enz.
V. ESTADO DE COSTA-RICA.8 Partidos.1) San Josè met de hoofdstad des staats Ciudad deSan Josè; voorts Curridaba, Aserri, enz.2) Cartago, p. c. Ciudad de Cartago; voortsQuericot, Tobosi-cot, enz.3) Ujarras, p. c. Ujarras; voorts Orosi, Tucurique, enz.4) Iscan, p. c. Iscan; voorts Pacuca.5) Alajuela, p. c. Alajuela.6) Eredia, p. c. Eredia, Barba, enz.7) Bagasu, p. c. Bagasu, Espaesa, Canas, enz.8) Boruca, p. c. Boruca, Terraba, enz.
De hoofdstad van den geheelen verbonds-staat Nueva-Guatemala, geniet een zeer mild en bijzonder aangenaamklimaat, hetwelk men met de luchtstreek van Caracasen Popayan kan vergelijken. De middelstand des Baro-meters in deze schoone stad is nog onbekend; doch vol-gens de temperatur der lucht te oordeelen moet de hoogteboven de oppervlakte der zee, gewis 600 toises te bo-ven gaan §). De voormalige president Jose del Valleschrijft mij: »Mijn vaderland is door de natuur meer|61|dan Mexiko begunstigd. Terwijl Mexiko bijna overalop de hooge vlakte, even als Oud-Spanje, van dorheidte lijden heeft, wordt daarentegen ons Centro-Americagedrenkt door vele heerlijke rivieren, welke met wei-nig moeite bevaarbaar kunnen worden gemaakt. Hetplantsoen waarmede onze landstreeken door de natuurversierd is, komt mij voor van een’ weliger groei danin Mexiko te zijn. Indien gij immer mijn vaderlandbezocht had, of zoo gij hetzelve eenmaal komt bezoe-ken, zult gij verbaasd zijn over de uitgestrektheid vande gematigde zone, welke wij in dit land tierras tem-pladas noemen. Intusschen vormen toch deze vlaktenvan matige hoogte minder een geheel, en zijn meerdoorsneden met valleijen. Wij bezitten havens aanbeide zeeën, en bijaldien deze zeeën eenmaal door mid-del van een kanaal bij Nicaragua (over hetwelk gijzonder twijfel reeds vele documenten bezit) met elkan-deren verbonden worden, dan moet onze vrije staat,in het midden van Amerika gelegen, door het aaneen-knopen van den handel der Antilles met den handelvan China en dien van den Indischen Archipel, voor-zeker eene belangrijke plaats in de rei der natiën be-kleeden. Jammer dat wij tot nu toe geheel in de scha-duwzijde van onzen planeet gebleven zijn, en wanneerik het oog werpe op de kaarten welke ons van Europaworden overgezonden, vinden wij niet zonder moeite,op de verwrongene afbeelding des lands, de bergkete-nen, de rivieren, en de namen onzer meest bevolktesteden. Toen ik in het jaar 1823 de hoofdstad Mexikoverliet, hoopte ik den door u zoo menigmaal uitge-drukten wensch, dat de gebergten van Oaxaka enGuatemala gemeten mogten worden, door mijne eigenebemoeijing te kunnen doen vervullen. Ik had mij voor-zien van een’ goeden Baromer en van twee Thermo-meters. De Barometer brak reeds in Venta-Salata, en|62|mij bleef geen ander middel over, dan, volgens demethode, welke uw geleerde vriend Caldas gezamenlijkmet u in Zuid-Amerika heeft aangewend, door de be-paling van het Zuider-punt de hoogten approximatiefte berekenen. Deze waarnemingen aangaande de tem-peratuur hoop ik u eerlang te kunen toezenden.”
Een gedeelte van het land van Midden-Amerika, in-zonderheid in de provincie Quesaltenango, die thans eendepartemento van den staat van Guatemala uitmaakt, le-vert een overvloedig produkt van tarwe en andere gra-nen. Ja, in het departement de Solola, en in een ge-deelte van den thans met Mexiko vereenigden staat vanChiapa, zijn bewoonde vlakten op het gebergte, die zoohoog liggen, dat men ze somwijlen uren lang met rijp(escarcha) bedekt vindt.
Vermits de hoofdstad van Midden-Amerika niet twee-maal, zoo als men gewoonlijk gelooft, maar viermaalharen zetel veranderd heeft, en vermits telkens in devorige woonstede een zekere menigte volks achtergeble-ven is, zijn door deze plaatsveranderingen, ten opzigteder namen, vele aardrijkskundige misvattingen of ver-warringen ontstaan.
Nadat Pedro de Alvarado den 14 Mei 1524, naeen’ grooten veldslag, meester van het land was gewor-den, koos hij eindelijk het oord, hetwelk de inboorlin-Tyacuaba, doch de Mexikaners in de aztequische taalAlmolonga (waterstroom) noemden; en vestigde aldaar(in Nov. 1527) in de nabijheid van den watervulkaan,de hoofdstad, welke destijds Sant Jago de los Caballerosde Guatemala heette, thans echter den naam van Ciu-dad Vieja draagt. Wateren, die op den 11den Septemb-|63|1541, van den vulkaan afstroomden, en boomen enrotsen met zich voortsleurden, rigtten zulk eene ver-woesting aan, dat de hoofdstad eene mijl verder noord-oostwaarts verlegd werd. Een gedeelte der bewonersbleef op de oude plaats, tot in 1776, in welk jaar hungetal meer gering werd, omdat zich in de nabijheidvan Nueva Guatemala, een nieuw gehucht of vlek,onder den naam van Ciudad Vieja ontwikkelde. Te-genwoordig zijn er in Almolonga nog 1500 Indianen,welke zich beroemen, dat zij van de hulptroepen derSpaansche overwinnaars, de Mexikanen en Tlarkaltekenafstammen. Zij onderscheiden zich, even als de in-boorlingen van Cholula en Tlaxoala, door hunne trotsch-heid op hunne voorouders.
De tweede hoofdstad (te rekenen naar het verloopvan tijd) wordt thans Antigua Guatemala genoemd. Dezeis de hoofdstad, niet van den verbonds-staat, maar vanden staat van Guatemala, en is gelegen in eene heer-lijke, overal bewoonde vlakte, Valle de Panchoy. Hetis te bejammeren dat deze vlakte door schrikkelijke aard-bevingen bezocht wordt, van welke er in den tusschen-tijd van het jaar 1565 tot 1773, tien zeer zware heb-ben plaats gehad. De laatste aardbeving, namelijk, dievan het jaar 1773, vernielde een groot gedeelte der stad,waarop het meerdere gedeelte der inwoners, deels uiteigene beweging, deels ten gevolge van een gestrengbevel des konings,) van den 21 Juli 1775), negen mijlenverder noordwestwaarts, en bij gevolg op grooteren af-stand van den watervulkaan, de derde stad vestigden,te weten, de hedendaagsche hoofdstad van den verbonds-staat, aan welke men den naam gaf van la Nueva Gu-atemala de la Asuncion de nuestra Senora. Zeven a acht-duizend inwoners bleven in Antigua Guatemala, welkestad in 1799 tot eene villa werd verklaard. De grondingvan Nueva Guatemala, in dat gedeelte van het dob|64|van Mixko, hetwelk Llano de la Virgen wordt genoemd,kwam eerst in 1776 tot stand. Het gebeente van denberoemden Conquistador Pedro de Alvarado bleef inAntigua Guatemala.De produkten van Guatemala, welke voor den handelvan het meeste aanbelang zijn, bestaan in Indigo, Co-chenille, Cacao en Tabak. De indigo uit den staat SanSalvador, wordt voor de fraaiste van de wereld gehouden.Dit artikel wordt meest door vrije handen aangebouwd,want het getal der negerslaven is gelukkigerwijze vanouds-her zeer gering geweest. Sedert de onafhankelijk-verklaring zijn alle slaven in vrijheid gesteld geworden;de staat beloofde den koopprijs der slaven aan de eige-naren derzelve te zullen vergoeden, doch de meer ver-mogende burgers zijn edelmoedig en onbaatzuchtig genoeggeweest, om deze vergoeding van de hand te wijzen. DeTabel, die in het jongstverleden jaar in een nieuwsbladvan Guatemala (El Redactor general, van den 13 Julij1825) bekend gemaakt is geworden, bevat eéne naauw-keurige opgave van den uitvoer van Indigo van het jaar1794 tot 1802.
Uitvoer van Indigo (anil) van Guatemala.
1794 — 592,262 pond — 641, 393 piasters.1795 — 1,108,789 » — 1,066,786 »1796 — 1,184,201 » — 1,369,881 »1797 — 159,665 » — 211,650 »1798 — 151,317 » — 141,859 »1799 — 533,637 » — 469,592 »1800 — 450,606 » — 398,096 »1801 — 331,897 » — 332,063 »1802 — 1,479,641 » — 1,921,356 »De ongelijkheid der getallen is niet alleen veroorzaaktdoor het verschil der hoeveelheid van het produkt der|65|cultuur, maar is ten deele het gevolg geweest van hetverloop van den handel. De invoer van Indigo uit Oost-Indië heeft langen tijd het vertier van de Indigo vanSan Salvador benadeeld. Tusschen de jaren 1815 en 1820bedroeg de uitvoer daarvan jaarlijks geene 3000 tercios,of 450,000 pond; thans echter, nu de prijzen der Indigowederom stijgen, schrijft mij een zeer kundig en ervarenkoopman van Guatemala, de Heer Garcia de Granados,dat de cultuur der Indigo in zijn vaderland in den schoon-sten bloei staat. Men schat den jaarlijkschen uitvoer op18,000,000 pond Spaansch gewigt, want er wordt jaar-lijks meer dan 12,000 tercios (ieder van 150 pond, of6 arrobas) uitgevoerd, en het pond Indigo kost tegen-woordig, door elkander gerekend, 9 reales de plata, of1 1/8 piasters, zoodat de uitgevoerde Indigo bij de 2,025,000piasters bedraagt. In een nieuwlings verschenen werkje,hetwelk men aan den Heere Jose del Valle toeschrijft,wordt de uitvoer der Indigo, den sluikhandel daarbijgerekend, op niet minder dan drie millioenen piastersgeschat.
De aankweking van het cochenille-insekt is in denvrijen staat Guatemala geheel nieuw. Eerst sedert hetjaar 1812 heeft men een aanvang gemaakt met het aan-brengen van nopalplanten in de schoone en gematigdevlakte rondom de stad Antigua Guatemala, en met hetovervoeren van de evengenoemde insekten uit de Mexi-kaansche provincie Oaxaka. Het klimaat van dit verhe-ven land is zeer gunstig voor dezen nieuwen tak vannijverheid geweest. De nopalplantingen zijn sedert 1822dermate toegenomen, dat in het jaar 1824 reeds 50 ter-cios (van 150 pond ieder), en in het jaar 1825, zelfs600 tercios daarvan gewonnen werden. Men hoopt eer-lang dit produkt tot op 300,000 pond te brengen. Het|66|pond wordt verkocht voor 3 piasters, zoodat de uitvoerder Cochenille van Guatemala, die in 1812 nog geheelonbekend was, thans reeds 400,000 piasters bedraagt.Men heeft jaarlijks twee inzamelingen, en men behoefthier, in den regentijd niet, met de jonge insekten, debezwaarlijke reizen te doen, welke ik in mijn werk overNieuw-Spanje beschreven heb. Oaxaka heeft in hetlaatstverloopene jaar 4000 zurrones, dat is 800,000 pondCochenille opgeleverd.
De Cacao van Soconusco, Schiltepeque en Gualan (bijOmoa) heeft den voorrang boven alle andere bekendesoorten, zelfs boven die van Esmuraldes, in de provincieQuito, en boven die van Ulitucu en Capiriqual, inVenezuela. Doch de voortreffelijke Cacao van Soconuscowordt bijna alleen in Guatemala geconsumeerd. Dezelveis geen eigenlijk artikel van handel, en er werden slechtskleine hoeveelheden (even als van Kinabast in Loxa)aan het Spaansche Hof gezonden.
De Tabak van Guatemala wijkt in voortreffelijkheidnoch voor de Indigo, de Cochenille, noch de Cacao. Deberoemdste soorten van Tabak zijn die, welke in deIztepeque (in den staat van San Salvador), en bij Copan(in den staat van Honduras, niet verre van Omoa) ge-bouwd worden. Roode verfhouten van Palo-Bresil enBresillette, zijn insgelijks belangrijke artikelen van handelin den staat van Nicaragua. Geheele wouden van dennensieren de hoogten van Guatemala en de Mexiko’s. Oost-waarts op strekken zij zich bij den zeeboezem van Izavalzelfs tot aan de vlakte uit, iets dat een zonderling ver-schijnsel in het keerkrings-plantenrijk is, hetwelk menook in het zuidelijk gedeelte van het eiland Cuba, enop de min verhevene heuvels van de Isla de Pinot ont-moet. Deze dennen (waarschijnlijk de Pinus occidentalis)leveren in den vrijen staat Guatemala eene groote hoe-veelheid teer en pik (brea en alquitran), twee artikelen,|67|welke uit de haven van Sonzonate, over de Stille Zee,naar Guayaquil vervoerd, en aldaar voor den scheeps-bouw gebruikt worden.
Het land heeft, wegens deszelfs ligging tusschen tweezeeën, wegens deszelfs geringe breedte, en vele gemak-kelijk bevaarbaar te maken rivieren en schoone havens,eene zeer uitmuntende ligging voor den handel. De ei-genlijke zetel der cultuur (en deze te veel veronacht-zaamde omstandigheid, is in een staatkundig opzigt vaneen zeer groot aanbelang) is meer nabij den Stillen Oce-aan gelegen, en is derhalve, even als Quito, Peru enChili beter geschikt tot het handelvertier met het ooste-lijk Azië, dan met het vaste land van Europa. Dezewestelijke zetel van grootere cultuur wordt nogtans,uit hooſde van den langen bergtrits, die het landvan het zuidoosten naar het noordwesten, dwarsdoortrekt, en de Columbische Andes van Veragua metde Mexikaansche Andes van Chiapa en Oaxaka verbindt,voor den uitvoer van inlandsche producten, en den in-voer van Europasche artikelen een weinig ongemakkelijk.Gelukkig is het, dat verscheiden zeeboezems en rivierenzich tot aan de oostelijke afhelling uitstrekken, en,terwijl de bergtrits door menig dal, hier en daar afgebro-ken wordt, zal het voor het gouvernement niet moeijelijkzijn, de communicatie tusschen de oostelijke en westelijkeprovinciën, door het aanleggen van straatwegen, te be-vorderen en gemakkelijk te maken. Deze rivieren, dieeerlang voor den handel van aanbelang kunnen worden,zijn de Motagua en de Polachie, in den staat van Guate-mala; de Ulua, Lean en Chamelecon, in den staatHonduras; de Lempa en de Rio de la Paz, in den staatvan San Salvador. De beroemde havens zijn aan de oos-telijke kust: Omoa, Truxillo, San Juan del Norte enMatina of Moin: aan de westkust Michatoya, alwaarPedro Alvaredo zijne schepen bouwde, Iztapa, Sonzo-|68|nate, Realexo Nicoya, Puerto de la Culebra*) en Con-chagua, Het is jammer dat de beide havens, welke hetnaast aan de hoofdstad gelegen zijn, Iztapa en Micha-toya, thans zeer verzand en met banken verstopt zijn.
De handel van Guatemala, of liever de invoer vanEuropasche produkten, door middel van de oostkust,geschiedt langs twee wegen: eensdeels worden de pro-dukten van Omoa naar San Felipe, waar de Rio Izavalzich in de Laguna uitstort, vervolgens over de Lagunanaar Gualan gescheept, en van daar te land naar Aca-saguartlan en Nueva Guatemala overgebragt. Dit is deoude weg, dien men ook den weg del Golfo dulce noemt.De nieuwere weg gaat van de haven van Omoa naar demonding van den Rio Motagua of Gualan, vervolgensdeze rivier opgaande, naar mate dat hare diepte zulkstoelaat, tot aan het dorp Gualan of tot Acasaguastlan.Tot nu toe worden beide wegen voor de in- en uit-voer der waren gebruikt. Men heeft het plan, op deRio de Motagua, stoomboten aan te leggen, doch kun-dige mannen, die den toestand van de bedding dezerrivier zeer wel kennen, zijn van oordeel, dat de uitvoe-ring van dit plan eenige moeijelijkheid zal ontmoeten,uit hoofde van dikwerf plaatshebbende droogte (ondiepte).Welligt konde men naast of langs de al te breede, enmet vele kronkelingen, tragelijk voortloopende rivier,die dikwerf geene genoegzame diepte heeft, een smalleren dieper kanaal doen graven.
De mannen, die aan het hoofd van het bestuur derrepubliek Guatemala staan, kennen de voordeelen, enhet staatkundig gewigt eener verbinding der beide zeeënin hun land. De landengte van Nicaragua ligt tusschendie van Panama en die van Guasacualco. In de eerste|69|gelooft men thans vrij algemeen, dat de Rio Chagres bijCruces, niet anders dan door middel van een’ ijzerweg(railway) verbonden kan worden De Overste Obregosoheeft, door middel van barometermetingen, de zwarig-heden tusschen de Rio Guasacualco en de Rio Chima-lapa (naar luid der laatste brieven, welke ik van denStaatsminister Lucas Alaman bekomen heb) grooter ge-vonden, dan men in Mexiko gedacht had. De oogender handeldrijvende wereld zijn derhalve met reden ge-vestigd op de bevaarbaar te maken Rio San Juan, ophet meer van Nicaragua, hetwelk 88 Spaansche voetendiepte heeft, en op de landengte tusschen de stad Nica-ragua en de Puerto de San Juan del Sur. De bodemvan het meer van Nicaragua is nog 46 Spaansche voetenboven de oppervlakte der Stille Zee verheven, gelijk mijonlangs gebleken is uit een document, mij toegezonden doorden grooten aardrijkskenner Don Felipe Bauça, hetwelkdoor een nivellement van den Ingenieur Galisteo in 1781ondervindelijk is beproefd geworden. Het Oceaankanaaltusschen de cacaoplantingen van Nicaragua wordt doorgeene hooge bergreeks belemmerd; maar de documenten,welke ik nopens dit onderwerp in mijn bezit heb, zalik beter in verband, met andere projecten, in eeneafzonderlijke verhandeling te zamen stellen. In den tegen-woordigen staat van Niet-Cultuur van Midden-Amerika,schat men de waarde van den geheelen invoer (het totaalder Europasche behoeften) op 1,800,000 piasters, vanwelke voor 700,000 piasters, door de westelijke, aan denoevers der Zuidzee gelegene havens wordt aangebragt.De rijkdommen uit het mineraalrijk in den nieuwenverbondsstaat van Centro-America zijn tot dus verre nogweinig bekend. In den naburigen Mexikaanschen staatOaxaka leveren de gneis- en granitgebergten rijke ade-ren van goud- en zilvererts op.
Deze oorspronkelijke gebergten strekken zich zonder|70|twijfel zuidwaarts tot in de staten van Chiapa en Gu-atemala uit. Welligt zijn de vulkanische trachyt-kegelslosgebroken uit het granitgebergte zelve, hetwelk oost-waarts van deze kegelen gestrekt is; misschien ook (duskomt het mij voor) is, volgens eenige opgaven in denieuwste berigten vervat, de rijkdom van edele metalenhier, gelijk in een gedeelte van Mexiko (b. v. in Realdel Conte en Villalpando) in groensteen en Syenit-porchijren besloten. Dit alles zal, door de reizigers,die thans het land doortrekken, om voor rekening vanEngelsche Kantoren overeenkomsten met de bezitters vanoude bergwerken te treffen, weldra opgehelderd worden.Tot aan het jaar 1787 sloeg de meest werkzame muntvan Guatemala jaarlijks ter naauwernood 200,000 Pi-asters: thans is het bedrag van het goud- en zilverpro-dukt reeds 600,000 Piasters, en blijft nog steeds ver-meerderen. Inzonderheid is de schat van massief goudin den staat van Costa Rica sedert het jaar 1822 aan-merkelijk toegenomen.
Men verzekert, dat, bij gelegenheid van eene grooteaardbeving, waaraan de vulkaan van Carthago deel ge-had kan hebben, het nederstorten van geheele rotsklom-pen de ontdekking van vele kostbare ertsgroeven heeftte weeg gebragt. In den staat van Honduras zijn deoude goud- en zilvermijnen een corpus in het distriktCholuteco, en van Tegucigalpa en Mecualizo in het dis-trikt van Comayagua, nog altijd zeer vruchtbaar. Degroeve Tabancos, niet verre van den schoonen zeeboe-zem van Conchagua, heeft onlangs uit Engeland eenevuurmachine bekomen, welke des te meer opmerkingverdient, omdat dezelve aan den Zuidzee-kant, door deRio San Juan en het meer van Nicaragua is aangebragtgeworden. Men heeft dezen toestel aan den westelijkenoever van het meer, nabij den vulkaan Mombacho, uit-geladen en daarna door de stad Granada naar de mijn-werken overgevoerd.|71|Betreffende den staat van Nicaragua hebben wij on-langs door den Gouverneur des lands, den GeneraalMiguel Gonzalez Saravia, belangrijke statistieke berigtenbekomen*). Eene volksopneming van het jaar 1813,die echter zeer gebrekkig was; gaf het totaal van 149,750inwoners, In het jaar 1824 scheen dit getal tot 174,200vermeerderd te zijn. Het grootste gedeelte daarvan isbijeen gedrongen in eene zone, die zich van Viejo totNicaragua uitstrekt. In de bijzondere steden telt menin Leon 32000; in Granada 10,200; in Nicaragua, ofzoo als men de stad anders ook noemt, Villa de la Pu-risima Concepcion de Rivas, 13000, en wanneer menhet dorp San Jorge en andere voorsteden mederekent,22000; Masaya, met een zeer levendigen handel, 13000;Managua 9500; Subtiaba 5200, meest Indianen; Chi-nandega, nabij de schoone haven van Realejo, 5400 in-woners. De haven Realejo is door de zamenvloeijingvan onderscheiden kleine wateren geformeerd, en naarden kant van de Stille Zee, door de twee kleine eilan-den Carton en Castannon, tegen de hooge zee en tegenstormvlagen, beschut. De weg van Realejo naar Leonis 15 leguas lang, en volkomen vlak en gemakkelijk.Op den kleinen heuvel Cevillo de San Pedro, bij de stadLeon ziet men de zee, en daar dezelve niet meer dan2 leguas verwijderd is, kan men somwijlen op den heu-vel het gedruisch der golven hooren. Het klimaat is indeze streken zeer heet, en tusschen September en No-vember heerschen aldaar vele koortsen, inzonderheid teLeon, Realejo en omstreeks de onbewoonde Rio SanJuan. Koeler landstreeken vindt men alleenlijk in dedistrikten van Nueva Segovia en Metagalpa. Ter oor-|72|zake van de vrij aanmerkelijke hoogte, wordt het dorpCinotega zelfs koud genoemd; en het distrikt van Ma-saya behoort tot de Tierra templada. Onder het oudeSpaansche stelsel van transport te water, op het eindeder vorige eeuw, werd de uitvoer der produkten van deprovincie Nicaragua op 570,090 Piasters geschat: zijndedaaronder het bedrag van de Cacao 220,000 P. vande Indigo 160,000 P., van Verfhout (Brasilete) 3000 P.,van teer en pek 10,000 P. en van parelen 5,000 Piasters.Twee groote meeren, van welke het eene een middel-meer vormt, mitsgaders vlakke landwegen, die overalvan Honduras af tot aan den zeeboezem van Amalacavoor vrachtwagens gebruikelijk zijn, maken het binnen-landsche handelsverkeer in den staat van Nicaraguazeer gemakkelijk. — De voornaamste rigting voor uit- eninvoer der waren is thans van de stad Granada, overhet meer van Nicaragua, tot aan de kleine vesting vanSan Carlos, zes dagreizen, en van daar benede waartslangs de Rio San Juan tot aan de Antillische Zee, vierdagreizen. De terugreize, tegen den stroom op, duurt12 dagen. De openbare inkomsten der beide provinciënNicaragua en Costa-Rica bedroegen, na aftrek van30,000 Piasters kosten van heffing, van 1815 tot 1819,jaarlijks door elkander gerekend, bij de 146,000 Pias-ters, welke som nogtans niet toereikend is, om de kos-ten van het onderhoud der militaire bezetting, der kleinevestingwerken en andere staatsbehoeften te kunnen be-strijden.
Met opzigt tot den landbouw en de cultuur van ko-|73|loniale produkten heeft de staat van Honduras, in delaatstverloopene jaren vooral de oplettendheid der vreem-den tot zich getrokken. De oevers der Rio Ulua zijnaldaar zeer uitlokkende voor den aanbouw van suikerrieten koffij. Reizigers die kennis hebben van de schoonstegronden van het eiland Cuba en van dit gedeelte desstaats van Honduras, zijn van oordeel, dat laatstgenoemde,wegens deszelfs waterrijke velden en rijkdom aan rund-vee, vele koloniale produkten, tot mindere prijzen zalkunnen leveren dan de Antilles. Twee aanmerkelijkerivieren, de Rio Comayagua en de Rio Chamelecon,vormen door hare vereeniging bij het dorp San-Jago(32 leguas benoorden de stad Valladolid of Comayagua)de rivier Ulua. Deze doorloopt eene vruchtbare vlaktevan 40 mijlen lengte, en heeft eene zoo overvloedigemassa van water, dat vaartuigen van 70 tot 100 ton,die opzettelijk voor deze scheepvaart gebouwd worden,zeer gemakkelijk tot aan het dorp San-Jago kunnenopvaren.
Onder de overblijfselen van kunst, en voormalige cul-tuur der oorspronkelijke volken van Amerika, verdienendie van Guatemala en van den naburigen mexikaanschenslaat Merida, boven alle andere de voorkeur. Zij hebbeneen eigenaardig karakter, hetwelk dezelve, van al wat ikvan de aztekische beeldhouwkunst bekend gemaakt heb,wat stijl en juiste evenredigheid der menschelijke gestaltebetreft, wezenlijk onderscheidt. Hier is de plaats niet,en het behoort niet tot het doelmerk van deze bladen,deze overblijfselen, of de oude Mythe van den Guatima-laschen Wodan (dien men heeft willen verwisselen metden Aziaschen Odin) te dezer plaatse kritisch te onder-zoeken. Ik vergenoeg mij derhalve de navolgende aan-teroeren:
1.) De Ruïnen der oude Ciudad del Palenque of Cul-huacan in den staat van Chiapa, aan de rivier|74|Micol, noordwestwaarts van het Indische dorpSanto Domingo Palenque, in de voormalige zoo-genaamde Provincia Tzendales. Onder de rege-ring van koning Karel den Derden in het jaar1786, ontving de Kapitein der artillerie Antoniodel Rio, uit Madrid, het bevel, om deze ruïnen,die eene uitgestrektheid van verscheiden mijlenhebben, te onderzoeken, en daarvan teekeningente maken. Een gedeelte van zijn’ arbeid, is ge-lukkig naar Engeland overgebragt geworden, enaldaar, te London, 1822, bekend gemaakt onderden titel: Description of the Ruins of an ancientcity discovered near Palenque in the Kingdom ofGuatemala, by Captain Antonio del Rio, withnotes by Doctor Paul Felip Cabrera. Eenbas relief, op hetwelk een kind aan een kruiswordt gewijd, de zonderlinge hoofden met grooteneuzen, en achterwaarts gebogene voorhoofden, deCaliguloe naar de wijze van voetbekleeding derRomeinen, de opmerkelijke gelijkenis met indischegodheden, die met kruisgewijs gebogene beenenzitten, en de eenigzins stijve, doch in juiste even-redigheden geteekende figuren moeten voor eeniegelijk, die zich met de oorsprong-geschiedenisvan het menschdom onledig houdt, bij uitstekbelangrijk zijn. Voor weinige dagen heeft de HeerLa Tour Allard (van Nieuw-Orleans) eene nieuweverzameling van teekeningen der Ruïnen van het|75|Palenque, uit Mexiko naar Parijs gebragt. Dezeteekeningen zijn de vruchten eener reize van denKapitein Dupé, een’ Mexikaanschen oudheidonder-zoeker, met wien ik menig belangrijk togtjeheb gemaakt. Ik bezit zelf eene teekening van deaanbidding van een Heilig Kruis uit het Palenque,welke geheel verschillende is met die, welke inhet Engelsche Werk voorkomen.
2) De Ruïnen van eenen met zuilen gesierden tempelvan Copan, en de insgelijks met zuilen prijkendespelonk van Tibuloa, in den staat van Honduras.De figuren hebben, zoo men meent, eenige over-eenkomst met de Europeaansche kleederdragt, hoe-wel het zeer onwaarschijnlijk is, dat dezelve, nade aankomst der Spanjaarden in steen gehouwen zijn.
3.) De Ruïnen van het eiland Peten, midden in deLaguna van Itza, op de grenzen tusschen Vera-Paz, Chiapa en Yucatan. Dit eiland is door deSpanjaarden met vestingwerken voorzien geworden,en was eertijds de verblijfplaats van het zeer be-schaafde volk der Itsaix.
4.) De Ruïnen der stad Utatlan, tegenwoordig SantaCruz del Quiche genoemd. Deze Ruïnen geven eenbewijs van de wonderbare grootte der Guatemala-sche bouwwerken, welke alleenlijk met die vanMexico en Cuzco in vergelijking kunnen gebragtworden. Het eene paleis der koningen van Quiche,was 728 geometrische schreden lang, en 376 zulkeschreden breed.
5.) De Ruïnen der oude vestingen van Tepanguate-mala, Mixco, Paraxquin, Socoleo, Uspantlan,Chalchitan, enz.
Deze zijn de narigten, welke ik tot nog toe, betrek-kelijk tot den vrijen staat van Centro-Amerika heb kun-|76|nen bijeen zamelen. Dit land, hoezeer door de natuurmet de heerlijkste voorregten begunstigd, is voor denhandel van Europa nog naauwelijks geopend. Deszelfsinboorlingen, de zoogenaamde koperkleurige Indianen,zijn meer beschaafd en werkzamer, dan die van eenigander gedeelte van Spaansch Amerika; zelfs Cuzco enMichoacan niet uitgezonderd. De staatsvrijheid is ge-vestigd geworden zonder eenige beroerten, terwijl er nogmaar een honderdtal geregelde troepen in het land aan-wezig waren. De kleine geschillen over de grensschei-dingen, met Mexiko wegens Chiapa, en met Columbiawegens de Mosquito’s-kust, zijn gemakkelijk te vereffenen.Nationale ijverzucht, en de treurige herinnering van dedroevige uitwerkselen, welke de partij van Itubbide inGuatemala hebben na zich gesleept, maken het ver-bonds-congres meer geneigd voor de Columbische, danvoor de Mexikaansche naburen. Het hoogste belang vande republiek bestaat in de nadere verbinding van hetwestelijke, reeds bebouwde gedeelte des lands, met deoostelijke kust, door middel van gemakkelijken scheep-vaart langs rivieren en kanalen.
A. von HUMBOLDT.
PARIJS, Junij 1826.