natuurlijke brug over den icononzo, een dal in het cordillerisch gebergte. (Overgenomen uit de Historiſche Beſchrijving der reizen van a. van humboldt.) Onder de menigvuldige grootſche natuurtooneelen, welke men in de Cordilleren aantreft, werken de valleijen het meest op de verbeeldingskracht van den Europiſchen reiziger. Slechts op eenen zeer aanmerkelijken afſtand en wel van de vlakten, die zich van de kusten tot aan den voet der midden-bergketen uitſtrekken, kan het oog de verbazende hoogte dezer gebergten ganſchelijk meten. De bergvlakten, welke van hare met eeuwig ſneeuw bedekte kruinen omvat worden, liggen grootendeels 2500 of 3000 meters boven de oppervlakte der zee. Deze hoogte verzwakt tot op zekere mate den indruk van grootheid, dien de kolosſale masſa’s, van den Chimborazo, den Cotopaxi en Antiſana van de bergvlakten van Riobamba en Guito gezien, te weeg brengen. Bij de dalen echter is het anders geſteld, dan bij de bergen. Dieper en enger dan de valleijen der Alpen en Pyreneën, bieden de dalen der Cordilleren uitzigten aan, die bij het wilde en woeste, hetwelk haar eigen is, de ziel met bewondering en ontzetting vervullen. Het zijn kloven, wier grond en zand met krachtvolle gewasſen begroeid zijn, en wier diepte dikwijls zoo aanzienlijk is, dat men er den Veſuvius en den Pui-de- Dome in plaatſen kon, zonder dat hunne toppen boven den naasten berg-zoom zouden uitſteken. Door de merkwaardige reizen van den Heer ramond is het dal van Ordeſa bekend geworden, hetwelk zich van Montperdu nederwaarts ſtrekt, en welks gemiddelde diepte ongeveer 900 meters (459 Toiſen) bedraagt. Op onze reis op den rug der Anden van Pasto naar de ſtad Harra, en bij het nederdalen van Loxa naar de Amazonen rivier hebben wij, de Heer bonpland en ik, de beroemde valleijen van Chotha en Cutaco doorſneden, van welke de eene meer dan 1500, de andere meer dan 1300 voeten regtſtandige diepte heeft. Om een volkomener denkbeeld van de grootheid dezer Geologiſche verſchijningen te geven, moet ik aanmerken, dat de grond dezer valleijen ſlechts een vierdedeel lager is boven de hoogte der zee, dan de wegen over den St. Gothard en den Mont-Cenis. Het dal van Icononzo of Pandi is minder merkwaardig door zijne afmetingen, dan wel door ongewone gedaante zijner rotſen, welke door menſchenhanden uitgehouwen ſchijnen. Hare naakte dorre toppen vormen het ſchilderachtigst kontrast met het boschwerk van boomen en ſtruikachtige planten, die den rand der klove bedekken. De kleine bergſtroom, die zich door het dal van Icononzo een bed gevormd heeft, draagt den naam van Rio de la Sunima Paz. Hij ſtort zich ter neder van de oostelijke keten der Anden, welke in het koningrijk Nieuw Grenada het bekken van den Magdalena ſtroom, van de onmetelijke vlakten van den Meta, de Guaviar en de Orenoko afſcheidt. Deze bergſtroom is in eene bijna ontoegankelijke bedding ingedrongen, en de overtogt zou deswege ten uiterſte moeijelijk en gevaarlijk zijn, indien de natuur niet twee rots-bruggen over haar gevormd had, die men in die ſtreken zelfs met alle regt beſchouwt als zulke voorwerpen, welke de opmerkzaamheid der reizigers het waardigst zijn. In de maand September des jaars 1801 kwamen wij op onze reis van Santa-Fe de Bogota naar Popayan en Quito over deze natuurlijke brug van Icononzo. Icononzo is de naam van een oud dorp der Muiscas- Indianen, hetwelk op den zuidelijken rand van het dal ligt, en waarvan nog maar eenige weinige verſtrooide hutten overig zijn. De naastbij gelegene bewoonde plaats is tegenwoordig eene vierde mijl noordoostwaarts het kleine dorp Pandi of Mercadillo. De weg van Santa- Fe naar Fuſagaſuga (4° 20′ 2″ noordelijke breedte en 5° 7′ 14″ lengte) en vandaar naar Pandi is een der moeijelijkſte en minst gebruikte wegen in de Cordilleren; want men moet een hartstogtelijk vriend van natuur-ſchoonheden zijn, om de gevaarlijke ſtraat, welke van Paramo, van San Fortunato, en de gebergte van Fuſagaſuga naar de natuurlijke brug van Icononzo afloopt, te verkiezen boven den gewoonlijken weg, die van de bergvlakte van Bogota over de Meſa van Juan Diaz naar den oever des Magdalena-ſtrooms, heen leidt. De diepe groeve, langs welke zich de bergſtroom de la Summa Paz ter nederſtort, maakt het middelpunt van het dal van Pandi uit. Bij de brug neemt hij meer dan 4000 meters lang zijne rigting van het oosten naar het westen. Waar de ſtroom westwaarts van Doa in deze groeve invalt, en waar hij dezelve in zijne ſtrekking naar Malgar weder verlaat, vormt hij twee ſchoone watervallen. Zeer waarſchijnlijk werd deze groeve door eene aardbeving veroorzaakt. Zij gelijkt eene ontzaggelijke geul, uit welke de erts door den arbeid der bergwerkers is weggenomen. De haar omgevende gebergten beſtaan uit zand-ſteen met een kleicement, en deze vorming, welke op de klei-ſchiefer van Villeta rust, ſtrekt zich van de ſteen-zout gebergten van Zipaquira tot aan het ſtroomgebied van den Magdalena vloed uit. Ook bevat zij lagen van ſteenkolen van Canoas of Chipa, welke men in de nabijheid van den grooten waterval van Tequen danea uitgraaft. In de vallei van Icononzo is de zandſteen uit twee verſchillende ſoorten van rots te zamengeſteld. Een zeer digte en kwartsachtige zandſteen met weinig kalkaarde rust op zandſteen-ſchiefer, die zeer fijn van korrel en in ontelbare zeer kleine en bijna horizontale lagen verdeeld is. Het is waarſchijnlijk, dat de digte en kwartsachtige lagen bij de vorming der klove, de kracht, welke deze bergen van elkander ſcheurde, tegenſtand heeft geboden, en dat alleen de onaſgebroken voortgang dezer lagen de brug daarſtelt, over welke men van het eene gedeelte der vallei naar het andere gaat. Deze natuurlijke boog is 14½ meters; lang en 12 [Formel] meters breed. Deszelfs dikte is in het midden 2 [Formel] meters. Volgens zorgvuldig genomene proeven, die wij door vallende ligchamen en eenen tijdmeter van berthoud namen, vonden wij de hoogte der bovenſte brug boven de oppervlakte van het water des bergſtrooms 97 [Formel] meters. Een zeer beſchaafd man, don jorge lozano, die een aangenaam landgoed in het ſchoone dal van Fuſagaſuga bezit, had reeds voor ons deze hoogte met het dieplood gemeten, en dezelve 112 varas (93⅖ meters) bevonden, zoodat de diepte van den ſtroom bij gemiddelde hoogte 6 meters ſchijnt te wezen. De Indianen van Pandi hebben tot zekerheid der reizigers, welke deze woeste landſtreek echter zelden bezoeken, eene kleine leuning gemaakt, die zich langs den weg, die naar de bovenſte brug geleidt, uitſtrekt. Tien toiſen beneden deze eerſte natuurlijke brug bevindt zich eene andere, tot welke wij langs een eng pad, hetwelk aan den rand der klove nederloopt, gebragt werden. Drie ontzaggelijke rots-klompen vielen namelijk juist zoo, dat de een den andere onderſteunt. De middelſte vormt den ſlotſteen van het gewelf, en dit toeval had bij de inboorlingen ligtelijk het denkbeeld van gemetſelde gewelven kunnen opwekken, hetwelk den volken der nieuwe wereld even zoo onbekend was, als den ouden bewoneren van Egypte. Intusſchen wil ik niet beſlisſen, of deze ſteenklompen van elders hierheen zijn geworpen, dan of zij alleenlijk de overblijfſels van een’ gedeeltelijk vernielden boog zijn, welke oorſpronkelijk aan de bovenſte natuurlijke brug gelijkvormig was. Het laatst vermoeden wordt waarſchijnlijk door een gelijkſoortig toeval in het Colosſeum te Rome, waar men bij eenen half ingeſtorten muur verſcheidene ſteenen vindt, die in hunnen val daardoor werden opgehouden, dat zij in het nederſtorten toevalligerwijze een gewelf vormden. Midden in de tweede brug van Icononzo bevindt zich eene opening van meer dan 8 vierkante meters, door welke men in den afgrond kan ter neder zien, en waar wij ook onze proeven met den val der ligchamen genomen hebben. De ſtroom ſchijnt in een duister hol te vlieten, en het doffe geruisch als klaagtoonen, hetwelk men hoort, wordt veroorzaakt door eene menigte van nacht-vogels, die de klove bewonen, en die men in den eerſten opſlag gaarne voor die reusachtige vleêrmuizen houden zou, die in de ſtreken tusſchen de keerkringen zoo bekend zijn. Men ziet ze hier bij duizenden boven het water zweven. Intusſchen hebben ons de Indianen verzekerd, dat deze vogels van de grootte van een hoen zijn, uilenoogen en eenen krommen bek hebben. Men noemt ze Cacas, en de gelijkvormigheid der kleur hunner vederen doet mij gelooven, dat zij niet tot het geſlacht van den Capri mulgus behooren, wiens ſoorten op de Cordilleren in zoo veel verſcheidenheid voorhanden zijn. Wegens de diepte van het dal is het onmogelijk dezelve magtig te worden, en wij konden hen op geene andere wijze onderzoeken, dan dat wij brandende houten in de kloven wierpen, om derzelver wanden te verlichten. De hoogte der natuurlijke bruggen van Icononzo boven de oppervlakte der zee is 893 meters (458 toiſen). In de gebergten van Virginiē, en wel in het Graafſchap Rock-Bridge, is een verſchijnſel, gelijksoortig met de bovenſte brug, die wij zoo even beſchreven hebben. Het werd door den Heer jefferson met die zorgvuldigheid onderzocht, welke al de waarnemingen van dien voortreffelijken Natuurkundigen kenmerkt. De natuurlijke brug van Cedar-Kreck in Virginiē is een boog van kalkſteenen, wiens opening 27, en wiens hoogte boven het waterpas van den ſtroom 70 meters is. De aardbrug, (Rumichaca) die wij op de glooijing van het Porphyr gebergte van Chumban in de Provincie de los Pastos gevonden hebben; de brug van de Moeder Gods, Dantcu genaamd, bij Totonilco in Mexico, en de doorgebrokene rots bij Grandola in de Portugeſche Provincie Alentejo zijn Geologiſche verſchijnſelen, welke alle met de brug van Icononzo eenige gelijkvormigheid hebben. Intusſchen twijfel ik, of men tot heden toe ergens op den aardbol een zoo buitengewoon toeval heeft waargenomen, als dat, hetwelk door drie ſteenklompen, die zich wederkeerig onderſteunen, een natuurlijk gewelf gevormd heeft.