WAARNEMINGEN van ALEXANDER von HUMBOLDT Over den SIDDERAAL of den GYMNOTUS ELECTRICUS, In Amerika zelve gedaan. Het oogmerk dezer Verhandeling is de aandacht der Natuurkundigen terug te leiden, tot de Galvanische Electriciteit, voortgebragt door de werking van gevoelige en prikkelbare organen alleen. Ik zal 'er zes jaren geleden genomen proeven in mededeelen, dus in een' tijd, dat de kolom van Volta en de fraaije Theorie der electrische spanning, beschouwd als het uitwerksel van eene enkele aanraking van aan elkander vreemde zelfstandigheden, mij even onbekend waren. Deze aanmerking is te belangrijker, daar zij de reden geeft, waarom ik verscheiden proeven moest achterlaten, welke naar den tegenwoordigen staat onzer kundigheden, volstrekt moesten genomen worden. Bancroft in 1766, Dr. Schilling in 1770 en Bajon in 1777 hebben voor mij een groot aantal nasporingen nopens den Gymnotus Electricus gedaan, waargenomen in deszelfs geboorteplaats. Deze buitengewone visch werd tweemaal levend in Europa overgebragt. Walsh had 'er een te Londen in 1778 en een ander heeft vier maanden geleefd in het huis van den Heer Fahlberg te Stokholm, in den beginne van het jaar 1797. Maar alle deze nasporingen, met uitzondering der laatste, welke ik eerst onlangs leerde kennen, werden te werk gesteld lang voor de groote ontdekking van den Natuurkundige van Bologna. Ik ben dus, zonder twijfel de eerste geweest, die, na dit gedenkwaardig tijdpunt, door den loop der omstandigheden in staat geraakte, om de Gymnoten in hun Vaderland waartenemen en om dezelve aan proefnemingen te onderwerpen, nog ten volle begaafd met al de veerkracht van hun electrick vermogen. Hoewel ik Spaansch - Guyana, sedert het jaar 1800 verliet, heb ik niet vernomen, dat sinds mijne reis andere Natuurkundigen waarnemingen, met de mijne overeenkomstig, hebben publiek gemaakt. Ik durf gevolgelijk mij vleijen, dat deze Verhandeling, welker voornaamste gedeelte is opgesteld bij de beschouwing der voorwerpen zelve, waarover zij handelt, niet geheel onbelangrijk wezen zal. Eenige voorname daadzaken werden reeds opgegeven in het verkort Reisverhaal naar de Orenoko naar Cassiquiare en naar Rio- Negro, in de eerste klasse van het Instituut voorgelezen, in hare Vergadering van 9 Brumaire het 13de jaar. Daar ik sedert dien tijd, gezamenlijk met den Heer Gay Lussac te Napels eene meer uitgebreide taak bearbeid heb betrekkelijk de uitwerkselen van den Sidderrog (Raja Torpedo) waarvan de uitslag door onzer beider vriend Berthollet is bekend gemaakt, had ik het voordeel, om zelf de eigenschappen te vergelijken der electrieke Visschen van het oude en nieuwe vastland. Deze vergelijkingen deden verscheiden twijselingen geboren worden, waarover ik den Hr. Volta kon raadplegen, gedurende mijn verblijf bij hem te Come. Deze groote Natuurkundige, die sedert twaalf jaren mij met eene bijzondere genegenheid vereert, schept 'er behagen in, om zijne inlichtingen medetedeelen aan elk, die zich ernstig met de nasporing der waarheid bezig houdt. Van de electriciteit sprekende, die men vrij oneigen Galvanische heet, is het natuurlijk zich met erkentenis hem te herinneren, wiens genie mogelijk zoovele ontdekkingen voorbereidde, als hij 'er zelf gegedaan heeft. Sedert mijne aankomst in Zuid-Amerika in 1799 was mijne aandacht op de Sidderalen gevestigd. Ik had in het eerste deel van mijn werk over de Zenuwen gezegd, dat de verschijnsels der electrieke Visschen mij zeer verschillend voorkwamen van de uitwerkselen der Leydsche Flesch. Toen, gelijk zoovele andere Natuurkundigen, ingenomen met het valsche denkbeeld, dat de galvanische vloeistof soortelijk verschillend was van de electriciteit, brandde ik van begeerte, om mijne gedachten door middel van proefnemingen te toetsen. Te Marseille op het punt zijnde van mij weder bij de expeditie naar Egypte te voegen, verheugde ik mij bij voorraad het Vaderland van den Silurus electricus te bezoeken, welken de Hn. Broussonet en Geoffroy beschreven hebben. Op la Corogne mij inschepende, om naar Zuid-Amerika te vertrekken, vleide ik mij met het denkbeeld, om de Sidderalen waartenemen, wier elektriek vermogen oneindig sterker is dan de electrieke soorten van Trichurus, Raja, Silurus en Tetrodon, welke men in de verschillende streken van de wereld ontdekt heeft. Te Cumana aangekomen, verzuimden wij, de Heer Bonpland en ik, niet om de Indiaansche Guaikeris, die de bekwaamste visschers aan deze kusten zijn, te vragen, of zij een' Visch kenden, welke de handen verdooft van hem, die denzelven aanraakt; zij verzekerden ons, dat deze Visch, welken zij Temblador noemden, gevonden werd in de kleine rivier Manzanario, aan welker boorden de stad Cumana gebouwd is. Wij meenden ter goeder trouw, dat wij reeds den tweeden dag, na onze aankomst in Zuid-Amerika, een' levendigen Sidderaal zouden kunnen bekomen. Deze gedachte bragt zelfs veel toe, om te Cumana te vertoeven, en om ons overtehalen van de reis niet op het Fregat voorttezetten, waarop wij ons ingescheept hadden. Hoe verwonderde het ons dus, toen na vruchteloos meer dan eene maand gewacht te hebben, eindelijk ons de Indianen den Temblador bragten, gevangen op zee digt bij den mond der Manzanario. Het was een Rog, die mij volkomen dezelfde scheen, als dien wij op de kusten van Zuid-Europa gezien hadden. Ik geloof dat de Siddervisch van Cumana in soort niet verschilt van den Raja Torpedo. De Heeren Lacepede en Cuvier merken te regt op, dat de Sidderrog in bijna alle zeeen gevonden wordt. Bloch geeft denzelven reeds als bewoner der kusten van Zuid-Afrika en Perzie, zoowel als van die van Italie op. De Temblador van Cumana deelde ons slechts zeer zwakke electrieke schokken mede, hoewel hij zeer levendig scheen. De staart bleef stijf en gekromd na den dood van den visch: het hart tikte nog anderhalf uur, hoewel van het ligchaam gescheiden. De galvanische prikkel, op de vinnen aangebragt, veroorzaakte niets merkbaars, hoewel men de proef slechts weinig minuten na den natuurlijken dood van het dier nam. Hoewel 'er slechts Sidderroggen aan den mond van de kleine rivier Manzanario gevonden worden, lijdt het echter geen twijfel, of het binnenst der Provincie Nieuw Andalusie die Gymnoten oplevert, welke men verkeerdelijk Guyaansche of Surinaamsche Alen noemt, daar zij aangetroffen worden ten minste in de geheele heete luchtstreek van Zuid-Amerika ten Noorden van de evenachtslijn gelegen. Op de reis, die wij (in den herfst van 1799) door het Oostelijk deel van Nieuw Andalusie deden, trokken wij de Rio Colorado en de Guarapiche over, twee rivieren, waarin de Gymnoten zich in overvloed moeten bevinden, gelijk ook in de Canno-Areo en andere beken, die door de Zendeling- Instituten der Indianen van Chaymas loopen; maar de bewoners dezer woeste landen zijn voor de elektrieke schokken dezer Visschen zoo verschrikkelijk bang, dat, in weerwil van alle de beloften van belooningen, welke wij deden, wij naar Cumana moesten terugkeeren, zonder de Sidderalen gezien te hebben. Deze Siddervisschen zijn het menigvuldigst in de kleine beken en poelen, die men hier en daar in de uitgestrekte en over het algemeen dorre vlakten vindt, welke den Noordelijken oever van de Orenoko van de Cordillera der kust van Venezuela scheiden. Hoe minder diep deze poelen zijn, zooveel te gemakkelijker is het, om de Gymnoten te vangen: want in de groote rivieren van Amerika, in de Meta, de Apure en de Orenoko zelfs beletten de kracht van den stroom de overvloed en diepte van het water de Indianen om dezelve te vangen. De bewoners van Guyana bewezen ons, dat zij volkomen het gevaar kenden, waaraan men zich in de zeestreken zwemmende, waar de Sidderalen veelvuldig voorkomen, bloot stelt; maar zij zien die minder dikwerf, dan dat zij 'er de nadeelige gevolgen van ondervinden. De uitgestrekte vlakten (Llanos) der Provincie Carracas doorkruisende, om ons te San Fernando de Apure inteschepen, en onze reis op de Orenoko aantevangen, hielden wij ons vijf dagen te Calabozo op, eene kleine stad, volgens mijne waarnemingen op 8° 56' 56" Noordelijke breedte liggende. Het oogmerk van ons verblijf daar was, om ons met de Sidderalen bezig te houden, waarvan 'er eene ontelbare menigte in de omstreken gevonden wordt: bij voorb. in de Rio Guarico, in de Canos del Rastro van Berito, van la Paloma en in een vijftigtal van kleine poelen verspreid tusschen de stad Calabozo de twee Zendeling - Instituten van Ariba en van Aboxo geheeten, en de landhoeven van Morichal en Caiman. Men verzekerde mij, dat bij Uritucu een weg, die voorheen zeer veel begaan werd, uithoofde van de Siddervisschen gemijd werd. Men moest eene beek op denzelven doorwaden, waarin jaarlijks vele muilezels verdronken, bedwelmd door de schokken, welke hun de Sidderalen deden ondervinden. Om onze proeven met te meer naauwkeurigheid te doen, wilden wij de Sidderalen gaarne in het huis hebben, dat wij te Calabozo bewoonden. Onze hospes gaf zich alle mogelijke moeite, om aan onze wenschen te voldoen. Men zond Indianen te paard om in de poelen te visschen. Het zou gemakkelijk geweest zijn vele doode Gymnoten te bekomen; maar eene bijna kinderachtige vrees wederhield de inboorlingen van dezelve levend te brengen. Wij hebben ons inderdaad vervolgens overtuigd, dat het zeer moeijelijk is om dezen Visch te behandelen, als hij nog in het genot van volle krachten is, maar de angst van het gemeen is in deze streken te ongemeener, daar het voorgeeft, dat men straffeloos den Sidderaal aanroert, als men tabak in den mond heeft. Indien de Indiaan volkomen dit voorbehoedmiddel vertrouwde, dat trouwens niet baat, waarom zou hij 'er zich niet van bediend hebben, om de tien Francs te verdienen, die wij uitloofden voor elken levendigen Sidderaal, welken men ons bezorgde? De zucht voor het wonderbare is onder de inboorlingen zoo groot, dat zij somtijds daadzaken staande houden en verbreiden, welke zij zelve verre zijn van te gelooven. Zoo meent de mensch de wonderen der Natuur te moeten vermeerderen, even als of de Natuur, op zich zelve, niet geheimzinnig, niet groot, niet ontzagwekkend genoeg ware. (Het Vervolg hierna.) WAARNEMINGEN van ALEXANDER von HUMBOLDT Over den SIDDERAAL of den GYMNOTUS ELECTRICUS, In Amerika zelve gedaan. ( Vervolg van Bladz. 41.) Na drie dagen vruchteloos in de stad Calabozo gewacht te hebben, en een' enkelden levendigen maar slechts zwakken Aal gekregen te hebben, besloten wij, om zelf naar de plaatsen ons te begeven en de proeven te nemen, in de open lucht, aan de boorden van de poelen, waarin de Gymnoten overvloedig zijn. Wij vertrokken eerst naar het kleine dorp Rastro de Abaxo genoemd. Van daar bragten ons de Indianen naar Cano de Bera, eene modderachtige stilstaande waterkom, maar omgeven van fraai groeijende Clusia rosea, Hymenea Courbaril, groote Indiaansche Vijgeboomen en en eenige Mimosas met welriekende bloemen. Wij stonden verwonderd optezien, toen men ons zeide, dat men een dertigtal halfwilde paarden in de naburige woestijnen ging vangen, om zich daarvan te bedienen ter vangst van de Sidderalen. Deze manier van vischvangst, welke men embarbascar con caballos (door middel van paarden bedwelmen) noemt, is waarlijk zeer vreemd. Het woord barbasco beteekent de wortels van de Jacquinia, van de Piscidia en van elk andere vergiftige plant, door welker aanraking eene groote massa waters in een oogenblik het vermogen van te dooden of ten minste te bedwelmen en verdooven der Visschen verkrijgt. De laatste komen op de oppervlakte van het water, als zij door dit middel vergiftigd (embarbascado) zijn. Daar nu paarden in een' poel heen en weer gejaagd ditzelfde uitwerksel op de verschrikte Visschen hebben, neemt men, de oorzaak met het uitwerksel verwarrende, voor deze twee soorten van Vischvangst, dezelfde benaming aan. Terwijl onze hospes ons deze vreemde manier van vischvangst in dit land uitlegde, kwam de troep paarden en muilezels aan. De Indianen hadden 'er eene soort van parforce jagt van gemaakt, en dezelve aan alle zijden afsluitende, noodzaakte mou hen den poel in te gaan. Ik zal slechts onvolkomen het belangrijke schouwspel afschilderen, dat ons de worstelstrijd van de Alen tegen de paarden verschafte. De Indianen van zeer lange rietstokken en harpoenen voorzien, plaatsen zich rondom de waterkom; eenige hunner klimmen op de boomen, welker takken zich boven de oppervlakte van het water uitstrekken: alle beletten, door hun schreeuwen en de lengte hunner rietstokken, dat de paarden den oever bereiken. De Alen, door het gedruisch der paarden verschrikt, verdedigen zich door de herhaalde lossing van hunne electrieke batterijen. Langen tijd schijnen zij de overwinning op de paarden en muilezels te behalen; overal zag men van de laatste, bedwelmd door de menigvuldigheid en kracht der electrieke schokken, onder water verdwijnen. Eenige paarden stonden weder op, en bereikten, in weerwil van het naauwlettend toezigt der Indianen, den oever; van vermoeidheid uitgeput en met leden verstijfd door de kracht der electrieke schokken strekten zij zich in geheel hunne lengte over den grond uit. Ik wenschte wel, dat een bekwaam Schilder het oogenblik had kunnen treffen, waarop, het tooneel het levendigst was. Groepen Indianen rondom den waterplas; paarden, met opstaande manen, den schrik en de smart in het oog, willen den storm ontwijken, die hen overvalt; geelachtige en loodkleurige Alen, die naar groote waterslangen zweemende op de oppervlakte van het water zwemmen en hunnen vijand vervolgen: alle deze voorwerpen leverden, ongetwijfeld, het meest schilderachtig geheel op. Ik herinnerde mij het fraai schilderstuk, dat een paard verbeeldt, een hol intredende en op het gezigt van een' leeuw verschrikt! De uitdrukking van den schrik was niet sterker dan die, welken wij in dezen ongelijken strijd zagen. In minder dan vijf minuten waren 'er reeds twee paarden verdronken. De Aal, meer dan vijf voeten lang sluipt onder den buik van het paard of den muilezel. Hij bewerkstelligt daarop eene ontlading in de geheele uitgestrektheid van zijn electriek orgaan; en tast te gelijk het hart de ingewanden en bovenal den plexus der maagzenuwen aan. Het moet ons dus niet verwonderen, dat het uitwerksel, hetgeen deze Visch op een groot viervoetig dier voorbrengt, dat overtreft, hetwelk dezelve op een mensch te weeg brengt, dat hij slechts bij een van zijne uiteinden raakt. Ik twijfel 'er echter zeer aan, of de Gymnoot de paarden onmiddellijk doodt: ik geloof veeleer, dat zij, bedwelmd door de electrieke schokken, welke zij spoedig op elkander ontvangen, in eenen diepen slaap of verdooving geraken. Van allen gevoel beroofd, verdwijnen zij onder water; de andere paarden en muilezels gaan over hunne ligchamen en weinige minuten zijn toereikend, om hen te doen sterven. Na dit begin, vreesde ik, dat deze jagt zeer treurig zou afloopen. Ik stelde het zeker, van langzamerhand het grootste gedeelte der muilezels te zien verdrinken. Men betaalt 'er een tegen 8 Francs, indien 'er de meester van bekend is. Maar de Indianen verzekerden ons, dat de vischvangst weldra zou geeindigd zijn, en dat de eerste aanval der Sidderalen alleen te duchten is. Inderdaad, hetzij de Galvanische electriciteit zich door rust opeenhoopt, hetzij het electriek orgaan zijnen dienst niet meer verrigt, als het door te langdurig gebruik is afgemat; hunne spierachtige beweging is nog even levendig, maar zij hebben geene kracht meer, om sterke schokken te geven. Toen het gevecht een vierde uurs geduurd had, schenen de muilezels en paarden minder verschrikt; hunne manen stegen niet meer te berge, hun oog drukte minder smart minder onsteltenis uit. Men zag hen niet meer overzijde vallen: ook de Alen, ter halver lijf buiten het water zwemmende en de paarden ontvlugtende, in plaats van dezelve aantevallen, naderden zelfs den oever. De Indianen verzekerden ons, dat, wanneer men twee dagen na elkander de paarden in een' poel vol Gymnoten jaagt, den tweeden dag geen paard gedood wordt. Deze Visschen behoeven rust en overvloedig voedsel, om eene groote hoeveelheid galvanische electriciteit of voorttebrengen of optehoopen. Wij weten door proefnemingen, die men met de Siddervisschen in Italie genomen heeft, dat men de zenuwen, die naar electricke organen toeloopen, afsnijdende of afbindende derzelver verrigtingen ophouden, even als de beweging van eene spier opgeschort is, zoolang de afbinding van de ader van eene voorname zenuw duurt. De organen van den Sidderrog of van den Sidderaal hangen van het zenuwstelsel en de levenskrachten af; het zijn geene electromotische toestellen, die van de naburige waterlagen de electriciteit ontleenen, welke zij verloren hebben. Men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de kracht der electrieke schokken van de Sidderalen afhangt van den staat hunner gezondheid en bijgevolg van de rust, het voedsel en den ouderdom en misschien van eenen grooten zamenloop van physieke en andere omstandigheden. De Alen, naar den oever vlugtende, worden zeer gemakkelijk gevangen. Men wierp met kleine harpoenen aan touwen gehecht naar hen: de harpoen haakte somtijds twee te gelijk. Door dit middel, haalt men ze uit het water, zonder dat het zeer drooge en lange eind touw den schok aan dien het vast hield mededeelde. In weinig minuten waren vijf groote Alen op het drooge. Men zou 'er een twintigtal hebben kunnen vangen, indien wij dezelve voor onze proefnemingen noodig gehad hadden. Verscheiden waren slecht ligt aan den staart gewond; andere hevig aan den kop. Wij konden de natuurlijke electriciteit dezer Visschen waarnemen, gewijzigd door de verschillende graden van levenskracht, welke zij genoten. Ik zal in deze Verhandeling niet alleen de proeven ontvouwen, welke wij gedaan hebben, de Hr. Bonpland en ik, op de in onze tegenwoordigheid gevangen Sidderalen, maar ook die, welke wij gelegenheid hadden, om op een' Aal van buitengewoone grootte te nemen, welke wij in ons huis vonden van Rastro te Calabozo terugkomende. Deze laatste was in een net gevangen; dezelve had geene kwetsuur ontvangen. Uit den poel gekomen had men denzelven oogenblikkelijk in dezelfde tobbe gelegd, waarin hij te Calabozo gebragt werd. Door dit middel gestadig in hetzelfde water gebleven, waarin hij gewoon was, had zijne galvanische electriciteit nog geene verandering ondergaan. Wij zullen echter vervolgens zien, dat de gewonde Sidderalen, dat is, die met mindere kracht begaafd, leerzamer zijn, ter opsporing van galvanische verschijnsels, dan zeer levendige en werkzame Sidderalen: want vele bijzonderheden ontsnappen aan de oogen van den waarnemer, als de electrieke stroom zich zoo onstuimig een' weg baant zoowel door goede geleiders, als door de min volkomene. (Het Vervolg hierna.) WAARNEMINGEN van ALEXANDER von HUMBOLDT Over den SIDDERAAL of den GYMNOTUS ELECTRICUS, In Amerika zelve gedaan. (Vervolg en Slot van Bladz. 69.) Daar men gezien heeft, dat de Alen een paard omverwerpen en van allen gevoel berooven, moet men, zonder twijfel, vreezen, om dezelve het eerste oogenblik, dat men ze uit het water haalt, aanteraken. Deze vrees is zoo groot bij de inboorlingen, dat geen hunner kon besluiten, om de Sidderalen van het touw des harpoens los te maken of dezelve naar de klein gaten met frisch water voorzien te brengen, die wij in den oever van Cano de Bera gegraven hadden. Wij moesten dus wel 'er toe komen, om zelf de eerste schokken te krijgen, die zeker niet zeer zacht waren. De krachtigste gingen in sterkte de smartelijkste electrieke schokken te boven, die ik mij herinner ooit bij toeval van eene groote geheel geladen Leydsche flesch gekregen te hebben. Wij konden toen reeds nagaan, dat buiten twijfel het verhaal der Indianen niet overdreven is, als zij verzekeren, dat personen, die zwemmen, verdrinken, als een dezer Alen hen bij het been of den arm aanvalt. Eene zoo hevige ontlading is wel in staat, om een mensch voor verscheiden minuten van het gebruik zijner ledematen te berooven. Indien de Sidderaal langs den buik en borst sloop, zou zelfs oogenblikkelijk de dood den electrieken schok kunnen opvolgen: wanneer, zoo als wij boven reeds hebben opgemerkt, de edelste deelen, het hart, de maag, de plexus coeliacus en alle de zenuwen, die daarvan afhangen, eenslags van hunne prikkelbaarheid beroofd zouden worden! Een zwakke electrieke schok vermeerdert de levenskrachten, een sterke vernietigt ze geheel. 'Er zijn weinig Zoetwatervisschen, die zoo talrijk gevonden worden, als de Sidderralen. In de onmetelijke vlakten of woestenijen, die men aanduidt onder de namen Llanos de Caraccas of Llanos de Apure, bevat iedere vierkante mijl ten minste twee of drie poelen, natuurlijke vergaarbakken, waarin men de Sidderalen in den grootsten overvloed aantreft; zij behooren voornamelijk tot dat gedeelte van Zuid-Amerika, dat men betrekt onder de zeer onbepaalde namen, van Spaansch, Hollandsch, Fransch, Portugeesch Guyana, van de evenachtslijn tot aan 9°. Noord. breedte. Ik heb niets 'er van vernomen, dat men ze in het uitgestrekte Koningrijk Nieuw Spanje kent, of in de rivier de la Madelaine, die door de heete gewesten van Nieuw Grenada loopt, of in de zeer vochtige landen ten westen van de Cordillera der Andes gelegen of ten Noorden van de Cordillera van de kust van Caraccas. De Sidderraal wordt echter ook in het het Zuider halfrond, bijvoorbeeld in de Amazonenrivier, gevonden. La Condamine duidt denzelven aan onder den naam van Lamprei van Para en Indianen van de Provincie Jaen de Bracamoros hebben mij verzekerd, dat dezelve aanwezig is beneden de beruchte straat (Pongo) van Manscriche. Hoewel 'er soorten van het Sidderalengeslacht op het oude vastland, Amboina, en zelfs in de Middellandsche zee gevonden worden, twijfel ik echter zeer of de Gymnotus Electricus buiten Amerika waargenomen is. De Heer Bloch haalt, volgens Adanson, den Senegal aan, als overvloeijende in Sidderalen, maar hij schijnt den Silurus Electricus met de Gymnoten te verwarren: want de Ouanicar van den Senegal heeft baarden aan den bek, zoo als de Hr. Adanson uitdrukkelijk zegt. Deze zelfde achtingwaardige Geleerde heeft daarenboven de verdienste, van de eerste in 1751 de overeenkomst opgemerkt te hebben van de uitwerkselen dezer electrieke Visschen met die eener Leydsche flesch, eene verdienste, ten onregte aan 's Gravesande en Walsh toegekend. De temperatuur van het water, waarin wij deze Alen gevonden hebben, was 26°. van den honderdgradigen Thermometer, en ik twijfel 'er niet aan, of het kouder water, waarin men deze visschen levendig naar Europa bewaard overbragt, was eene der voornaamste oorzaken van hunnen zwakken toestand, zoowel als van den korten duur huns levens. De Hr. Lichtenberg heeft reeds waargenomen, dat het zonderling is, dat dieren van electromotische organen voorzien alle gevonden worden in eene vloeistof, die de electriciteit geleidt en niet in de lucht. Het is niet minder opmerkelijk, dat ook de vijf electrieke Visschen, die wij tot heden kennen, de Trichiurus Indicus, de Tetrodon electricus, de Raja Torpedo, de Silurus electricus, en de Gymnotus electricus, met uitzondering van de Raja allen, heete of zeer gematigde luchtstreken bewonen; en tevens dat geene derzelve tot hetzelfde geslacht behoort en de Gymnoten en Silurus alleen Zoetwatervisschen zijn. De Sidderaal overtreft alle andere electrieke Visschen in grootte en kracht. Bancroft heeft in de rivier Essequebo 'er slechts van een metre lang gezien. Ik nam 'er te Cano de Bera waar van 1, 70 m. (5 v. 3. d.) De Indianen verzekerden ons, dat zij de lengte van 1, 90 m. of 6 voet, bereiken, waaruit volgt, dat de beschrijving, die Bajon van de Alen van Cayenne geeft, zeer naauwkeurig is. De Hr. Garden gaat evenwel veel verder, daar hij verzekert, dat de Sidderaal van Guyana zelfs 6, 4 m. of 20 voeten lengte somtijds haalt. Zie hier de evenredigheid der deelen, welke ik heb aangeteekend, met veel zorgvuldigheid een' Sidderaal metende die 5, 3 Kil. of 12 Castiliaansche ponden woog, en die van de onderste kieuw tot aan den staart 1, 257 m. (3 v. 10 d. 4 l.) lengte had. Diameter over dwars van het ligchaam, zonder de aarsvin, die eene soort van kiel vormt, medeterekenen 0, 094 m. (3 d. 5 l.) Breedte van de aars in 0, 014 m. (7 lijnen.) Breedte van den kop, gemeten op de hersenpan zelve, 0, 110 m. (4 d. 1 l.) Afstand der oogen 0, 056 m. (2 d. 1 l.) Diameter van het oog 0, 001 m. (8 l.) Breedte van de cauda truncata (afgeknotte staart) 0, 069 m. (2 d. 7 l.) De Sidderaal schiint in kleur te verschillen, naar deszelfs ouderdom, voedsel en den aard van het modderig water, waarin hij leeft. Bajon geeft hun eene zwarte leikleur. Bloch verzekert, dat 'er roodachtige gevonden worden, die het meest geschikt zijn, om sterke electrieke schokken medetedeelen. Alle, welke ik waarnam, waren fraai Olijfkleurig een weinig aan deu donkeren kant. De Indianen verzekeren, dat 'er in de woestenijen (Llanos) van de Apure een klein Sidderalensoort bestaat, die nooit meer dan 6 decimeters lengte bereikt; deze is zwartachtig van huid en zijne schokken zouden nog sterker zijn, dan die van den grooten groenen Aal. Men zou deze dieren gedurende hunnen geheelen groei moeten waarnemen, om te beslissen, of de Indianen geene jonge gewone, of eene enkele verscheidenheid voor eene afzonderlijke soort houden. Hoeveel verschilt de Raja Torpedo (Sidderrog,) welken ik te Genua, Civita Vecchia, Napels en Cumana zag, niet in gedaante en kleur! Ook maakt de Hr. Dumeril in zijne Zoologie Analytique een afzonderlijk geslacht van de Sidderroggen. Het onderst van den kop des Sidderaals is fraai geel met rood vermengd. Van denzelfden geelachtigen tint zijn ook de twee ronde vlekken, die gelijkmatig in twee rijen geplaatst van den kop tot aan het einde van den staart loopen. Deze vlekken, zorgvuldig onderzocht, bleken zoovele uitwaseming-openingen te zijn, die dieper schijnen naar den kop dan naar den staart. De Hr. Geoffroy heeft oordeelkundig waargenomen, dat de niet electrieke Roggen van den Sidderrog onderscheiden zijn door openingen, die in de eerste gemeenschap hebben met de vleesachtige buizen rondom de kieuwen geplaatst en dat in de laatsten deze zelfde openingen niet door de huid heendringen. Het kwam mij voor, dat deze porien van den Gymnotus geene gemeenschap met zijne electricke organen hebben: zij zijn op de rugspieren geplaatst, dringen zeer ondiep tot in de huid door en schijnen mij toe of openingen, behooreude tot de huiduitwaseming van den visch of uitwerpsel-klieren, welke eene slijmerige stoffe uitwerpen. Brengt deze stoffe misschien het hare toe, om de huid van den Visch meer geschikt te maken tot de verspreiding van de electrieke uitwerking? Alle vloeistoffen of vochten immers, in bewerktuigde ligchamen gevormd, zijn, zoo als Volta reeds bewezen heeft, twintig ja dertig malen meer geleidend dan zuiver water. Het is ook eene treffende opmerking, dat geen der tot neden gevonden electrieke Visschen in de verschillende deelen der wereld met schubben overdekt is. Het vel van den Sidderaal is doorschijnend genoeg om in hun levendig de vliesachtige plaatjes of bladeren, welke het electrisch orgaan uitmaken, te onderscheiden. De bek is breed even als die der Kikvorschen: van binnen tot aan den strot is dezelve geheel met kleine tanden bezet, in verscheiden rijen geschikt en zeer digt naast elkander staande. De tong is vleezig: men ziet 'er getakte oranjeachtig gele tepeltjes op en deze vindt men ook tusschen de rijen van de ondertanden. Verscheiden Natuurkundigen kennen denzelven ten onregte longen toe. Wij hebben waargenomen dat de Sidderaal veel lucht door de kieuwen laat ontsnappen, en ik had wel gewenscht, dat de gelegenheid had veroorloofd, om deze lucht optezamelen en te ontleden. De Hr. Fahlberg merkt op, dat de Sidderaal, welke levend te Stokholm gebragt werd, ten kosten van den Raadsheer Norderling, op de oppervlakte van het water wensente te blijven, ten einde te gemakkelijker zijnen kop te kunnen opligten, om adem te halen. Deze bewering is zeer belangrijk en de ademhaling der Sidderalen zou wel verdienen naauwkeuriger nagegaan te worden. Bajon verzekert zelfs, dat de Gymnotus zou sterven, indien hij niet op de oppervlakte van het water kwam, om lucht inteademen. Zonder twijfel opent deze Visch, even als onze gewone Alen, (Muraena Anguilla) dikwijls den bek boven water. Evenwel wij zagen hem ook een' vrij geruimen tijd op den bodem van het vat vertoeven. Een zeer groote en levendige Sidderaal, welken wij in ons huis te Calabozo hadden, stierf op droog 's nachts uit de tobbe gesprongen zijnde. Bloch merkt aan, dat naarmate het vat, waarin men levendige Visschen bewaart, kleiner is, zij te meermalen hunne koppen boven de oppervlakte van het water verheffen. Deze waarneming is fraai en tevens waar. Indien de Visschen, zoo als ik overhel om te denken, in plaats van het water in hunne kieuwen te ontleden, 'er alleen de lucht in het water ontbonden van afscheiden, moet de kleine hoeveelheid van het laatste, in eene ondiepe tobbe weldra van de lucht beroofd zijn, of ten minste van de ontbonden zuurstof. Wordt nu deze zuurstof niet het meest vernieuwd aan de bovenste laag water, welke gedurig met de dampkringslucht in aanraking is? Deze vraag en zoovele andere, die op de ademhaling der Visschen betrekking hebben, kunnen alleen door middel van proefnemingen beantwoord worden. Zij behooren tot heden onder de min bekende voorwerpen der Natuurlijke Historie. Het valt zelfs moeijelijk te begrijpen, hoe onze gewone Alen geheele nachten op het land kunnen wandelen, en hoe diezelfde plaatjes hunner kieuwen tot eenen dubbelden dienst kunnen geschikt zijn, om de in het water ontbonden lucht zich toeteeigenen en in de dampkringslucht te ontleden. De opening van den anus in den Gymnotus electricus vlak bij den kop geplaatst zijnde, blijven vier vijfde deelen van de lengte des ligchaams voor de electrieke organen bestemd. De maag zoo eeltig als die van den Kalkoen, het hart en alle de ingewanden zijn in het eerst vijfde deel vervat; het overige bestaat in de zwemblaas, staart en vlieschachtige plaatjes, voor de middelen ter verdediging geschikt.