Digitale Ausgabe

Download
TEI-XML (Ansicht)
Text (Ansicht)
Text normalisiert (Ansicht)
Ansicht
Textgröße
Originalzeilenfall ein/aus
Zeichen original/normiert
Zitierempfehlung

Alexander von Humboldt: „Waarnemingen van Alexander von Humboldt Over den sidderaal of den gymnotus electricus, In Amerika zelve gedaan“, in: ders., Sämtliche Schriften digital, herausgegeben von Oliver Lubrich und Thomas Nehrlich, Universität Bern 2021. URL: <https://humboldt.unibe.ch/text/1807-Jagd_und_Kampf-5-neu> [abgerufen am 25.04.2024].

URL und Versionierung
Permalink:
https://humboldt.unibe.ch/text/1807-Jagd_und_Kampf-5-neu
Die Versionsgeschichte zu diesem Text finden Sie auf github.
Titel Waarnemingen van Alexander von Humboldt Over den sidderaal of den gymnotus electricus, In Amerika zelve gedaan
Jahr 1817
Ort Haarlem
Nachweis
in: Algemeene Konst- en Letter-Bode voor het Jaar 1817 2:29 (18. Juli 1817) S. 36–41; 2:30 (25. Juli 1817), S. 51–55; 2:34 (22. August), S. 114–119.
Sprache Niederländisch
Typografischer Befund Antiqua (mit lang-s); Auszeichnung: Kursivierung, Sperrung, Kapitälchen.
Identifikation
Textnummer Druckausgabe: II.52
Dateiname: 1807-Jagd_und_Kampf-5-neu
Statistiken
Seitenanzahl: 17
Zeichenanzahl: 30369

Weitere Fassungen
Jagd und Kampf der electrischen Aale mit Pferden (Halle, 1807, Deutsch)
О ловлѣ Електрическихъ угрей. Изъ путешествія Барона А. Гумбольда [O lovlě Električeskich ugrej. Iz putešestvija Barona A. Gumbolʹda] (Sankt Petersburg, 1807, Russisch)
[Jagd und Kampf der electrischen Aale mit Pferden] (Stuttgart; Tübingen, 1808, Deutsch)
[Jagd und Kampf der electrischen Aale mit Pferden] (Innsbruck, 1809, Deutsch)
Waarnemingen van Alexander von Humboldt Over den sidderaal of den gymnotus electricus, In Amerika zelve gedaan (Haarlem, 1817, Niederländisch)
Over den beef-aal, of sidder-visch (Amsterdam, 1818, Niederländisch)
Baron Humboldt’s Description of the Mode of Catching the Gymnotus, or Electrical Eel (London, 1833, Englisch)
Baron Humboldt’s description of the mode of catching the Gymnotus, or Electrical Eel (Philadelphia, Pennsylvania, 1834, Englisch)
|36|

WAARNEMINGEN van ALEXANDER von HUMBOLDT Over den SIDDERAAL of den GYMNOTUS ELECTRICUS, In Amerika zelve gedaan.

Het oogmerk dezer Verhandeling is de aandacht der |37| Natuurkundigen terug te leiden, tot de Galvaniſche Electriciteit, voortgebragt door de werking van gevoe-lige en prikkelbare organen alleen. Ik zal ’er zes ja-ren geleden genomen proeven in mededeelen, dus ineen’ tijd, dat de kolom van Volta en de fraaije The-orie der electriſche ſpanning, beſchouwd als het uit-werkſel van eene enkele aanraking van aan elkandervreemde zelfſtandigheden, mij even onbekend waren.Deze aanmerking is te belangrijker, daar zij de redengeeft, waarom ik verſcheiden proeven moest achterla-ten, welke naar den tegenwoordigen ſtaat onzer kun-digheden, volſtrekt moesten genomen worden. Ban-croft in 1766, Dr. Schilling in 1770 en Bajon in 1777 hebben vóór mij een groot aantal naſporingennopens den Gymnotus Electricus gedaan, waargenomenin deszelfs geboorteplaats. Deze buitengewone vischwerd tweemaal levend in Europa overgebragt. Walsh had ’er een te Londen in 1778 en een ander heeft viermaanden geleefd in het huis van den Heer Fahlberg te Stokholm, in den beginne van het jaar 1797. Maaralle deze naſporingen, met uitzondering der laatſte,welke ik eerst onlangs leerde kennen, werden te werkgeſteld lang vóór de groote ontdekking van den Na-tuurkundige van Bologna. Ik ben dus, zonder twijfelde eerſte geweest, die, na dit gedenkwaardig tijdpunt,door den loop der omſtandigheden in ſtaat geraakte, omde Gymnoten in hun Vaderland waartenemen en omdezelve aan proefnemingen te onderwerpen, nog tenvolle begaafd met al de veerkracht van hun electrickvermogen. Hoewel ik Spaansch ‒ Guyana, ſedert hetjaar 1800 verliet, heb ik niet vernomen, dat ſinds mij-ne reis andere Natuurkundigen waarnemingen, met demijne overeenkomſtig, hebben publiek gemaakt. Ikdurf gevolgelijk mij vleijen, dat deze Verhandeling,welker voornaamſte gedeelte is opgeſteld bij de beſchou-wing der voorwerpen zelve, waarover zij handelt, nietgeheel onbelangrijk wezen zal. Eenige voorname daad-zaken werden reeds opgegeven in het verkort Reisver-haal naar de Orenoko naar Casſiquiare en naar Rio-Negro, in de eerſte klasſe van het Inſtituut voorgele-zen, in hare Vergadering van 9 Brumaire het 13de jaar.Daar ik ſedert dien tijd, gezamenlijk met den Heer Gay Lusſac te Napels eene meer uitgebreide taakbearbeid heb betrekkelijk de uitwerkſelen van den Sid- |38| derrog (Raja Torpedo) waarvan de uitſlag door on-zer beider vriend Berthollet is bekend gemaakt, hadik het voordeel, om zelf de eigenſchappen te verge-lijken der electrieke Visſchen van het oude en nieuwevastland. Deze vergelijkingen deden verſcheiden twijſe-lingen geboren worden, waarover ik den Hr. Volta konraadplegen, gedurende mijn verblijf bij hem te Côme.Deze groote Natuurkundige, die ſedert twaalf jarenmij met eene bijzondere genegenheid vereert, ſchept ’erbehagen in, om zijne inlichtingen medetedeelen aan elk,die zich ernſtig met de naſporing der waarheid bezighoudt. Van de electriciteit ſprekende, die men vrijoneigen Galvaniſche heet, is het natuurlijk zich meterkentenis hem te herinneren, wiens genie mogelijkzoovele ontdekkingen voorbereidde, als hij ’er zelf ge-gedaan heeft. Sedert mijne aankomst in Zuid-Amerika in 1799was mijne aandacht op de Sidderalen gevestigd. Ikhad in het eerſte deel van mijn werk over de Zenuwengezegd, dat de verſchijnſels der electrieke Visſchen mijzeer verſchillend voorkwamen van de uitwerkſelen derLeydſche Flesch. Toen, gelijk zoovele andere Natuur-kundigen, ingenomen met het valſche denkbeeld, dat de galvaniſche vloeiſtof ſoortelijk verſchillend was van deelectriciteit, brandde ik van begeerte, om mijne ge-dachten door middel van proefnemingen te toetſen.Te Marſeille op het punt zijnde van mij weder bij deexpeditie naar Egypte te voegen, verheugde ik mijbij voorraad het Vaderland van den Silurus electricuste bezoeken, welken de Hn. Brousſonet en Geof-froy beſchreven hebben. Op la Corogne mij inſche-pende, om naar Zuid-Amerika te vertrekken, vleide ikmij met het denkbeeld, om de Sidderalen waartenemen,wier elektriek vermogen oneindig ſterker is dan de elec-trieke ſoorten van Trichurus, Raja, Silurus en Te-trodon, welke men in de verſchillende ſtreken van dewereld ontdekt heeft. Te Cumana aangekomen, verzuimden wij, de Heer Bonpland en ik, niet om de Indiaanſche Guaikeris,die de bekwaamſte visſchers aan deze kusten zijn, tevragen, of zij een’ Visch kenden, welke de handen ver-dooft van hem, die denzelven aanraakt; zij verzeker-den ons, dat deze Visch, welken zij Temblador noem-den, gevonden werd in de kleine rivier Manzanario, |39| aan welker boorden de ſtad Cumana gebouwd is. Wijmeenden ter goeder trouw, dat wij reeds den tweedendag, na onze aankomst in Zuid-Amerika, een’ leven-digen Sidderaal zouden kunnen bekomen. Deze gedach-te bragt zelfs veel toe, om te Cumana te vertoeven,en om ons overtehalen van de reis niet op het Fregatvoorttezetten, waarop wij ons ingeſcheept hadden.Hoe verwonderde het ons dus, toen na vruchteloosmeer dan eene maand gewacht te hebben, eindelijk onsde Indianen den Temblador bragten, gevangen op zeedigt bij den mond der Manzanario. Het was een Rog,die mij volkomen dezelfde ſcheen, als dien wij op de kus-ten van Zuid-Europa gezien hadden. Ik geloof datde Siddervisch van Cumana in ſoort niet verſchilt vanden Raja Torpedo. De Heeren Lacepede en Cu-vier merken te regt op, dat de Sidderrog in bijna allezeeën gevonden wordt. Bloch geeft denzelven reedsals bewoner der kusten van Zuid-Afrika en Perzië,zoowel als van die van Italie op. De Temblador vanCumana deelde ons ſlechts zeer zwakke electrieke ſchok-ken mede, hoewel hij zeer levendig ſcheen. De ſtaartbleef ſtijf en gekromd na den dood van den visch: hethart tikte nog anderhalf uur, hoewel van het ligchaamgeſcheiden. De galvaniſche prikkel, op de vinnen aan-gebragt, veroorzaakte niets merkbaars, hoewel mende proef ſlechts weinig minuten na den natuurlijkendood van het dier nam. Hoewel ’er ſlechts Sidderroggen aan den mond van dekleine rivier Manzanario gevonden worden, lijdt hetechter geen twijfel, of het binnenst der ProvincieNieuw Andaluſië die Gymnoten oplevert, welke menverkeerdelijk Guyaanſche of Surinaamſche Alen noemt,daar zij aangetroffen worden ten minſte in de gehee-le heete luchtſtreek van Zuid-Amerika ten Noordenvan de evenachtslijn gelegen. Op de reis, die wij (in denherfst van 1799) door het Oostelijk deel van NieuwAndaluſie deden, trokken wij de Rio Colorado en deGuarapiche over, twee rivieren, waarin de Gymnotenzich in overvloed moeten bevinden, gelijk ook in deCanno-Areo en andere beken, die door de Zendeling-Inſtituten der Indianen van Chaymas loopen; maar de be-woners dezer woeste landen zijn voor de elektriekeſchokken dezer Visſchen zoo verſchrikkelijk bang, dat,in weerwil van alle de beloften van belooningen, wel- |40| ke wij deden, wij naar Cumana moesten terugkeeren,zonder de Sidderalen gezien te hebben. Deze Siddervisſchen zijn het menigvuldigst in dekleine beken en poelen, die men hier en daar in deuitgeſtrekte en over het algemeen dorre vlakten vindt,welke den Noordelijken oever van de Orenoko van deCordillera der kust van Venezuela ſcheiden. Hoe min-der diep deze poelen zijn, zooveel te gemakkelijkeris het, om de Gymnoten te vangen: want in de groo-te rivieren van Amerika, in de Meta, de Apure en deOrenoko zelfs beletten de kracht van den ſtroom deovervloed en diepte van het water de Indianen om de-zelve te vangen. De bewoners van Guyana bewezenons, dat zij volkomen het gevaar kenden, waaraan menzich in de zeeſtreken zwemmende, waar de Sidderalenveelvuldig voorkomen, bloot ſtelt; maar zij zien dieminder dikwerf, dan dat zij ’er de nadeelige gevolgenvan ondervinden. De uitgeſtrekte vlakten (Llanos) der Provincie Car-racas doorkruiſende, om ons te San Fernando de Apure inteſchepen, en onze reis op de Orenoko aantevangen,hielden wij ons vijf dagen te Calabozo op, eene kleineſtad, volgens mijne waarnemingen op 8° 56′ 56″ Noor-delijke breedte liggende. Het oogmerk van ons verblijfdaar was, om ons met de Sidderalen bezig te houden,waarvan ’er eene ontelbare menigte in de omſtrekengevonden wordt: bij voorb. in de Rio Guarico, inde Canos del Rastro van Berito, van la Paloma en ineen vijftigtal van kleine poelen verſpreid tusſchen deſtad Calabozo de twee Zendeling ‒ Inſtituten van Ariba envan Aboxo geheeten, en de landhoeven van Morichalen Caiman. Men verzekerde mij, dat bij Uritucu eenweg, die voorheen zeer veel begaan werd, uithoofde vande Siddervisſchen gemijd werd. Men moest eene beekop denzelven doorwaden, waarin jaarlijks vele muilezelsverdronken, bedwelmd door de ſchokken, welke hunde Sidderalen deden ondervinden. Om onze proeven met te meer naauwkeurigheid tedoen, wilden wij de Sidderalen gaarne in het huis heb-ben, dat wij te Calabozo bewoonden. Onze hospesgaf zich alle mogelijke moeite, om aan onze wenſchente voldoen. Men zond Indianen te paard om in depoelen te visſchen. Het zou gemakkelijk geweest zijnvele doode Gymnoten te bekomen; maar eene bijna |41| kinderachtige vrees wederhield de inboorlingen van de-zelve levend te brengen. Wij hebben ons inderdaad ver-volgens overtuigd, dat het zeer moeijelijk is om dezenVisch te behandelen, als hij nog in het genot van vollekrachten is, maar de angst van het gemeen is in dezeſtreken te ongemeener, daar het voorgeeft, dat menſtraffeloos den Sidderaal aanroert, als men tabak in denmond heeft. Indien de Indiaan volkomen dit voorbe-hoedmiddel vertrouwde, dat trouwens niet baat, waar-om zou hij ’er zich niet van bediend hebben, om de tienFrancs te verdienen, die wij uitloofden voor elken le-vendigen Sidderaal, welken men ons bezorgde? De zuchtvoor het wonderbare is onder de inboorlingen zoogroot, dat zij ſomtijds daadzaken ſtaande houden en ver-breiden, welke zij zelve verre zijn van te gelooven.Zoo meent de mensch de wonderen der Natuur te moe-ten vermeerderen, even als of de Natuur, op zich zel-ve, niet geheimzinnig, niet groot, niet ontzagwekkendgenoeg ware. (Het Vervolg hierna.)
|51|

WAARNEMINGEN van ALEXANDER von HUMBOLDT Over den SIDDERAAL of den GYMNOTUS ELECTRICUS, In Amerika zelve gedaan. ( Vervolg van Bladz. 41.)

Na drie dagen vruchteloos in de ſtad Calabozo ge-wacht te hebben, en een’ enkelden levendigen maar ſlechtszwakken Aal gekregen te hebben, beſloten wij, omzelf naar de plaatſen ons te begeven en de proevente nemen, in de open lucht, aan de boorden van depoelen, waarin de Gymnoten overvloedig zijn. Wijvertrokken eerst naar het kleine dorp Rastro de Abaxogenoemd. Van daar bragten ons de Indianen naar Ca-no de Bera, eene modderachtige ſtilſtaande waterkom,maar omgeven van fraai groeijende Cluſia roſea, Hyme-nea Courbaril, groote Indiaanſche Vijgeboomen enen eenige Mimoſas met welriekende bloemen. Wijſtonden verwonderd optezien, toen men ons zeide, datmen een dertigtal halfwilde paarden in de naburigewoestijnen ging vangen, om zich daarvan te bedienenter vangst van de Sidderalen. Deze manier van visch-vangst, welke men embarbascar con caballos (door middelvan paarden bedwelmen) noemt, is waarlijk zeer vreemd.Het woord barbasco beteekent de wortels van de Jac-quinia, van de Piscidia en van elk andere vergiftige plant,door welker aanraking eene groote masſa waters in éénoogenblik het vermogen van te dooden of ten minſtete bedwelmen en verdooven der Visſchen verkrijgt. Delaatſte komen op de oppervlakte van het water, als zijdoor dit middel vergiftigd (embarbascado) zijn. Daarnu paarden in een’ poel heen en weêr gejaagd ditzelfdeuitwerkſel op de verſchrikte Visſchen hebben, neemt |52| men, de oorzaak met het uitwerkſel verwarrende, voordeze twee ſoorten van Vischvangst, dezelfde benamingaan. Terwijl onze hospes ons deze vreemde manier vanvischvangst in dit land uitlegde, kwam de troep paar-den en muilezels aan. De Indianen hadden ’er eeneſoort van parforce jagt van gemaakt, en dezelve aanalle zijden afſluitende, noodzaakte mou hen den poel inte gaan. Ik zal ſlechts onvolkomen het belangrijkeſchouwſpel afſchilderen, dat ons de worstelſtrijd vande Alen tegen de paarden verſchafte. De Indianen vanzeer lange rietſtokken en harpoenen voorzien, plaatſenzich rondom de waterkom; eenige hunner klimmen opde boomen, welker takken zich boven de oppervlaktevan het water uitſtrekken: alle beletten, door hunſchreeuwen en de lengte hunner rietſtokken, dat depaarden den oever bereiken. De Alen, door hetgedruisch der paarden verſchrikt, verdedigen zich doorde herhaalde losſing van hunne electrieke batterijen.Langen tijd ſchijnen zij de overwinning op de paardenen muilezels te behalen; overal zag men van de laat-ſte, bedwelmd door de menigvuldigheid en kracht derelectrieke ſchokken, onder water verdwijnen. Eenigepaarden ſtonden weder op, en bereikten, in weêrwilvan het naauwlettend toezigt der Indianen, den oever;van vermoeidheid uitgeput en met leden verſtijfd doorde kracht der electrieke ſchokken ſtrekten zij zich ingeheel hunne lengte over den grond uit. Ik wenschte wel, dat een bekwaam Schilder het oogen-blik had kunnen treffen, waarop, het tooneel het le-vendigst was. Groepen Indianen rondom den water-plas; paarden, met opſtaande manen, den ſchrik en deſmart in het oog, willen den ſtorm ontwijken, die henovervalt; geelachtige en loodkleurige Alen, die naargroote waterſlangen zweemende op de oppervlakte vanhet water zwemmen en hunnen vijand vervolgen: alledeze voorwerpen leverden, ongetwijfeld, het meestſchilderachtig geheel op. Ik herinnerde mij het fraaiſchilderſtuk, dat een paard verbeeldt, een hol intreden-de en op het gezigt van een’ leeuw verſchrikt! Deuitdrukking van den ſchrik was niet ſterker dan die,welken wij in dezen ongelijken ſtrijd zagen. In minder dan vijf minuten waren ’er reeds tweepaarden verdronken. De Aal, meer dan vijf voeten |53| lang ſluipt onder den buik van het paard of den muil-ezel. Hij bewerkſtelligt daarop eene ontlading in degeheele uitgeſtrektheid van zijn electriek orgaan; entast te gelijk het hart de ingewanden en bovenal denplexus der maagzenuwen aan. Het moet ons dus nietverwonderen, dat het uitwerkſel, hetgeen deze Vischop een groot viervoetig dier voorbrengt, dat overtreft,hetwelk dezelve op een mensch te weeg brengt, dathij ſlechts bij een van zijne uiteinden raakt. Ik twijfel’er echter zeer aan, of de Gymnoot de paarden on-middellijk doodt: ik geloof veeleer, dat zij, bedwelmddoor de electrieke ſchokken, welke zij ſpoedig op el-kander ontvangen, in eenen diepen ſlaap of verdoovinggeraken. Van allen gevoel beroofd, verdwijnen zij on-der water; de andere paarden en muilezels gaan overhunne ligchamen en weinige minuten zijn toereikend,om hen te doen ſterven. Na dit begin, vreesde ik,dat deze jagt zeer treurig zou afloopen. Ik ſtelde hetzeker, van langzamerhand het grootſte gedeelte der muil-ezels te zien verdrinken. Men betaalt ’er een tegen 8Francs, indien ’er de meester van bekend is. Maarde Indianen verzekerden ons, dat de vischvangst weldrazou geëindigd zijn, en dat de eerſte aanval der Sidde-ralen alleen te duchten is. Inderdaad, hetzij de Galva-niſche electriciteit zich door rust opeenhoopt, hetzijhet electriek orgaan zijnen dienst niet meer verrigt, alshet door te langdurig gebruik is afgemat; hunne ſpier-achtige beweging is nog even levendig, maar zij hebbengeene kracht meer, om ſterke ſchokken te geven. Toenhet gevecht een vierde uurs geduurd had, ſchenen demuilezels en paarden minder verſchrikt; hunne manenſtegen niet meer te berge, hun oog drukte minderſmart minder onſteltenis uit. Men zag hen niet meeroverzijde vallen: ook de Alen, ter halver lijf buitenhet water zwemmende en de paarden ontvlugtende, inplaats van dezelve aantevallen, naderden zelfs den oever.De Indianen verzekerden ons, dat, wanneer men tweedagen na elkander de paarden in een’ poel vol Gymno-ten jaagt, den tweeden dag geen paard gedood wordt.Deze Visſchen behoeven rust en overvloedig voedſel,om eene groote hoeveelheid galvaniſche electriciteit ofvoorttebrengen of optehoopen. Wij weten door proef-nemingen, die men met de Siddervisſchen in Italie ge-nomen heeft, dat men de zenuwen, die naar electric- |54| ke organen toeloopen, afſnijdende of afbindende derzel-ver verrigtingen ophouden, even als de beweging vaneene ſpier opgeſchort is, zoolang de afbinding van deader van eene voorname zenuw duurt. De organenvan den Sidderrog of van den Sidderaal hangen vanhet zenuwſtelſel en de levenskrachten af; het zijn geeneelectromotiſche toeſtellen, die van de naburige water-lagen de electriciteit ontleenen, welke zij verlorenhebben. Men behoeft zich dus niet te verwonderen,dat de kracht der electrieke ſchokken van de Siddera-len afhangt van den ſtaat hunner gezondheid en bijge-volg van de rust, het voedſel en den ouderdom enmisſchien van eenen grooten zamenloop van phyſiekeen andere omſtandigheden. De Alen, naar den oever vlugtende, worden zeergemakkelijk gevangen. Men wierp met kleine harpoe-nen aan touwen gehecht naar hen: de harpoen haakteſomtijds twee te gelijk. Door dit middel, haalt menze uit het water, zonder dat het zeer drooge en langeeind touw den ſchok aan dien het vast hield mededeel-de. In weinig minuten waren vijf groote Alen op hetdrooge. Men zou ’er een twintigtal hebben kunnenvangen, indien wij dezelve voor onze proefnemingennoodig gehad hadden. Verſcheiden waren ſlecht ligtaan den ſtaart gewond; andere hevig aan den kop.Wij konden de natuurlijke electriciteit dezer Visſchenwaarnemen, gewijzigd door de verſchillende graden vanlevenskracht, welke zij genoten. Ik zal in deze Ver-handeling niet alleen de proeven ontvouwen, welkewij gedaan hebben, de Hr. Bonpland en ik, op dein onze tegenwoordigheid gevangen Sidderalen, maarook die, welke wij gelegenheid hadden, om op een’ Aalvan buitengewoone grootte te nemen, welke wij in onshuis vonden van Rastro te Calabozo terugkomende.Deze laatſte was in een net gevangen; dezelve hadgeene kwetſuur ontvangen. Uit den poel gekomen hadmen denzelven oogenblikkelijk in dezelfde tobbe ge-legd, waarin hij te Calabozo gebragt werd. Door ditmiddel geſtadig in hetzelfde water gebleven, waarin hijgewoon was, had zijne galvaniſche electriciteit noggeene verandering ondergaan. Wij zullen echter ver-volgens zien, dat de gewonde Sidderalen, dat is, diemet mindere kracht begaafd, leerzamer zijn, ter opſpo-ring van galvaniſche verſchijnſels, dan zeer levendige |55| en werkzame Sidderalen: want vele bijzonderheden ont-ſnappen aan de oogen van den waarnemer, als de electriekeſtroom zich zoo onſtuimig een’ weg baant zoowel doorgoede geleiders, als door de min volkomene. (Het Vervolg hierna.)
|114|

WAARNEMINGEN van ALEXANDER von HUMBOLDT Over den SIDDERAAL of den GYMNOTUS ELECTRICUS, In Amerika zelve gedaan. (Vervolg en Slot van Bladz. 69.)

Daar men gezien heeft, dat de Alen een paard om-verwerpen en van allen gevoel berooven, moet men,zonder twijfel, vreezen, om dezelve het eerſte oogen-blik, dat men ze uit het water haalt, aanteraken. De-ze vrees is zoo groot bij de inboorlingen, dat geenhunner kon beſluiten, om de Sidderalen van het touw |115| des harpoens los te maken of dezelve naar de kleingaten met frisch water voorzien te brengen, die wij inden oever van Cano de Bera gegraven hadden. Wijmoesten dus wel ’er toe komen, om zelf de eerſteſchokken te krijgen, die zeker niet zeer zacht waren.De krachtigſte gingen in ſterkte de ſmartelijkſte elec-trieke ſchokken te boven, die ik mij herinner ooit bijtoeval van eene groote geheel geladen Leydſche fleschgekregen te hebben. Wij konden toen reeds nagaan,dat buiten twijfel het verhaal der Indianen niet overdre-ven is, als zij verzekeren, dat perſonen, die zwemmen,verdrinken, als een dezer Alen hen bij het been of denarm aanvalt. Eene zoo hevige ontlading is wel inſtaat, om een mensch voor verſcheiden minuten vanhet gebruik zijner ledematen te berooven. Indien deSidderaal langs den buik en borst ſloop, zou zelfsoogenblikkelijk de dood den electrieken ſchok kunnenopvolgen: wanneer, zoo als wij boven reeds hebben op-gemerkt, de edelſte deelen, het hart, de maag, deplexus coeliacus en alle de zenuwen, die daarvan af-hangen, eenslags van hunne prikkelbaarheid beroofdzouden worden! Een zwakke electrieke ſchok vermeer-dert de levenskrachten, een ſterke vernietigt ze ge-heel. ’Er zijn weinig Zoetwatervisſchen, die zoo talrijkgevonden worden, als de Sidderralen. In de onmetelijkevlakten of woestenijen, die men aanduidt onder denamen Llanos de Caraccas of Llanos de Apure, bevatiedere vierkante mijl ten minſte twee of drie poelen,natuurlijke vergaarbakken, waarin men de Sidderalenin den grootſten overvloed aantreft; zij behooren voor-namelijk tot dat gedeelte van Zuid-Amerika, dat menbetrekt onder de zeer onbepaalde namen, van Spaansch,Hollandsch, Fransch, Portugeesch Guyana, van deevenachtslijn tot aan 9°. Noord. breedte. Ik heb niets’er van vernomen, dat men ze in het uitgeſtrekte Ko-ningrijk Nieuw Spanje kent, of in de rivier de laMadelaine, die door de heete gewesten van NieuwGrenada loopt, of in de zeer vochtige landen ten wes-ten van de Cordillera der Andes gelegen of ten Noor-den van de Cordillera van de kust van Caraccas. DeSidderraal wordt echter ook in het het Zuider halfrond,bijvoorbeeld in de Amazonenrivier, gevonden. LaCondamine duidt denzelven aan onder den naam van |116| Lamprei van Para en Indianen van de Provincie Jaende Bracamoros hebben mij verzekerd, dat dezelve aan-wezig is beneden de beruchte ſtraat (Pongo) vanManscriche. Hoewel ’er ſoorten van het Sidderalen-geſlacht op het oude vastland, Amboina, en zelfs inde Middellandſche zee gevonden worden, twijfel ik ech-ter zeer of de Gymnotus Electricus buiten Amerikawaargenomen is. De Heer Bloch haalt, volgens Adanson, den Senegal aan, als overvloeijende in Sid-deralen, maar hij ſchijnt den Silurus Electricus met deGymnoten te verwarren: want de Ouanicar van denSenegal heeft baarden aan den bek, zoo als de Hr. Adanson uitdrukkelijk zegt. Deze zelfde achtingwaar-dige Geleerde heeft daarenboven de verdienſte, van deeerſte in 1751 de overeenkomst opgemerkt te hebbenvan de uitwerkſelen dezer electrieke Visſchen met dieeener Leydſche flesch, eene verdienſte, ten onregteaan ’s Gravesande en Walsh toegekend. De temperatuur van het water, waarin wij dezeAlen gevonden hebben, was 26°. van den honderdgra-digen Thermometer, en ik twijfel ’er niet aan, of hetkouder water, waarin men deze visſchen levendig naarEuropa bewaard overbragt, was eene der voornaamſteoorzaken van hunnen zwakken toeſtand, zoowel als vanden korten duur huns levens. De Hr. Lichtenberg heeft reeds waargenomen, dat het zonderling is, datdieren van electromotiſche organen voorzien alle ge-vonden worden in eene vloeiſtof, die de electriciteit ge-leidt en niet in de lucht. Het is niet minder opmer-kelijk, dat ook de vijf electrieke Visſchen, die wij totheden kennen, de Trichiurus Indicus, de Tetrodonelectricus, de Raja Torpedo, de Silurus electricus,en de Gymnotus electricus, met uitzondering van deRaja allen, heete of zeer gematigde luchtſtreken bewo-nen; en tevens dat geene derzelve tot hetzelfde ge-ſlacht behoort en de Gymnoten en Silurus alleenZoetwatervisſchen zijn. De Sidderaal overtreft alle andere electrieke Visſchenin grootte en kracht. Bancroft heeft in de rivier Es-ſequebo ’er ſlechts van één metre lang gezien. Ik nam’er te Cano de Bera waar van 1, 70 m. (5 v. 3. d.)De Indianen verzekerden ons, dat zij de lengte van1, 90 m. of 6 voet, bereiken, waaruit volgt, dat de be-ſchrijving, die Bajon van de Alen van Cayenne geeft, |117| zeer naauwkeurig is. De Hr. Garden gaat evenwelveel verder, daar hij verzekert, dat de Sidderaal van Guya-na zelfs 6, 4 m. of 20 voeten lengte ſomtijds haalt. Ziehier de evenredigheid der deelen, welke ik heb aange-teekend, met veel zorgvuldigheid een’ Sidderaal metendedie 5, 3 Kil. of 12 Caſtiliaanſche ponden woog, endie van de onderſte kieuw tot aan den ſtaart 1, 257 m.(3 v. 10 d. 4 l.) lengte had.
  • Diameter over dwars van het ligchaam, zonder deaarsvin, die eene ſoort van kiel vormt, medetereke-nen 0, 094 m. (3 d. 5 l.)
  • Breedte van de aars in 0, 014 m. (7 lijnen.)
  • Breedte van den kop, gemeten op de herſenpan zelve,0, 110 m. (4 d. 1 l.)
  • Afſtand der oogen 0, 056 m. (2 d. 1 l.)
  • Diameter van het oog 0, 001 m. (8 l.)
  • Breedte van de cauda truncata (afgeknotte ſtaart)0, 069 m. (2 d. 7 l.)
De Sidderaal ſchiint in kleur te verſchillen, naar des-zelfs ouderdom, voedſel en den aard van het modderigwater, waarin hij leeft. Bajon geeft hun eene zwarteleikleur. Bloch verzekert, dat ’er roodachtige gevon-den worden, die het meest geſchikt zijn, om ſterkeelectrieke ſchokken medetedeelen. Alle, welke ik waar-nam, waren fraai Olijfkleurig een weinig aan deu don-keren kant. De Indianen verzekeren, dat ’er in dewoestenijen (Llanos) van de Apure een klein Sidderalen-ſoort beſtaat, die nooit meer dan 6 decimeters lengtebereikt; deze is zwartachtig van huid en zijne ſchok-ken zouden nog ſterker zijn, dan die van den grootengroenen Aal. Men zou deze dieren gedurende hunnengeheelen groei moeten waarnemen, om te beſlisſen,of de Indianen geene jonge gewone, of eene enkeleverſcheidenheid voor eene afzonderlijke ſoort houden.Hoeveel verſchilt de Raja Torpedo (Sidderrog,) welkenik te Genua, Civita Vecchia, Napels en Cumana zag,niet in gedaante en kleur! Ook maakt de Hr. Dume-ril in zijne Zoologie Analytique een afzonderlijk ge-ſlacht van de Sidderroggen. Het onderst van den kop des Sidderaals is fraai geelmet rood vermengd. Van denzelfden geelachtigen tintzijn ook de twee ronde vlekken, die gelijkmatig intwee rijen geplaatst van den kop tot aan het einde vanden ſtaart loopen. Deze vlekken, zorgvuldig onder- |118| zocht, bleken zoovele uitwaſeming-openingen te zijn,die dieper ſchijnen naar den kop dan naar den ſtaart.De Hr. Geoffroy heeft oordeelkundig waargenomen,dat de niet electrieke Roggen van den Sidderrog onder-ſcheiden zijn door openingen, die in de eerſte gemeen-ſchap hebben met de vleesachtige buizen rondom dekieuwen geplaatst en dat in de laatſten deze zelfdeopeningen niet door de huid heendringen. Het kwam mijvoor, dat deze porien van den Gymnotus geene ge-meenſchap met zijne electricke organen hebben: zij zijnop de rugſpieren geplaatst, dringen zeer ondiep tot inde huid door en ſchijnen mij toe of openingen, behoo-reude tot de huiduitwaſeming van den visch of uit-werpſel-klieren, welke eene ſlijmerige ſtoffe uitwerpen.Brengt deze ſtoffe misſchien het hare toe, om de huidvan den Visch meer geſchikt te maken tot de verſprei-ding van de electrieke uitwerking? Alle vloeiſtoffen ofvochten immers, in bewerktuigde ligchamen gevormd,zijn, zoo als Volta reeds bewezen heeft, twintig jadertig malen meer geleidend dan zuiver water. Het isook eene treffende opmerking, dat geen der tot nedengevonden electrieke Visſchen in de verſchillende deelender wereld met ſchubben overdekt is. Het vel van den Sidderaal is doorſchijnend genoegom in hun levendig de vliesachtige plaatjes of blade-ren, welke het electrisch orgaan uitmaken, te onder-ſcheiden. De bek is breed even als die der Kikvor-ſchen: van binnen tot aan den ſtrot is dezelve geheelmet kleine tanden bezet, in verſcheiden rijen geſchikten zeer digt naast elkander ſtaande. De tong is vlee-zig: men ziet ’er getakte oranjeachtig gele tepeltjes open deze vindt men ook tusſchen de rijen van de onder-tanden. Verſcheiden Natuurkundigen kennen denzelventen onregte longen toe. Wij hebben waargenomen datde Sidderaal veel lucht door de kieuwen laat ontſnap-pen, en ik had wel gewenscht, dat de gelegenheid hadveroorloofd, om deze lucht optezamelen en te ontleden.De Hr. Fahlberg merkt op, dat de Sidderaal, welkelevend te Stokholm gebragt werd, ten kosten van denRaadsheer Norderling, op de oppervlakte van hetwater wensente te blijven, ten einde te gemakkelijkerzijnen kop te kunnen opligten, om adem te halen. De-ze bewering is zeer belangrijk en de ademhaling derSidderalen zou wel verdienen naauwkeuriger nagegaan |119| te worden. Bajon verzekert zelfs, dat de Gymnotuszou ſterven, indien hij niet op de oppervlakte van hetwater kwam, om lucht inteademen. Zonder twijfelopent deze Visch, even als onze gewone Alen, (Mu-raena Anguilla) dikwijls den bek boven water. Even-wel wij zagen hem ook een’ vrij geruimen tijd op denbodem van het vat vertoeven. Een zeer groote enlevendige Sidderaal, welken wij in ons huis te Calabo-zo hadden, ſtierf op droog ’s nachts uit de tobbe ge-ſprongen zijnde. Bloch merkt aan, dat naarmate hetvat, waarin men levendige Visſchen bewaart, kleineris, zij te meermalen hunne koppen boven de oppervlaktevan het water verheffen. Deze waarneming is fraai entevens waar. Indien de Visſchen, zoo als ik overhelom te denken, in plaats van het water in hunne kieu-wen te ontleden, ’er alleen de lucht in het water ont-bonden van afſcheiden, moet de kleine hoeveelheid vanhet laatſte, in eene ondiepe tobbe weldra van de luchtberoofd zijn, of ten minſte van de ontbonden zuurſtof.Wordt nu deze zuurſtof niet het meest vernieuwdaan de bovenſte laag water, welke gedurig met dedampkringslucht in aanraking is? Deze vraag en zoo-vele andere, die op de ademhaling der Visſchen be-trekking hebben, kunnen alleen door middel van proef-nemingen beantwoord worden. Zij behooren tot hedenonder de min bekende voorwerpen der Natuurlijke His-torie. Het valt zelfs moeijelijk te begrijpen, hoe onzegewone Alen geheele nachten op het land kunnen wan-delen, en hoe diezelfde plaatjes hunner kieuwen toteenen dubbelden dienst kunnen geſchikt zijn, om dein het water ontbonden lucht zich toeteeigenen en inde dampkringslucht te ontleden. De opening van den anus in den Gymnotus electricusvlak bij den kop geplaatst zijnde, blijven vier vijfdedeelen van de lengte des ligchaams voor de electriekeorganen beſtemd. De maag zoo eeltig als die van denKalkoen, het hart en alle de ingewanden zijn in heteerst vijfde deel vervat; het overige beſtaat in de zwem-blaas, ſtaart en vlieschachtige plaatjes, voor de mid-delen ter verdediging geſchikt.