Digitale Ausgabe

Download
TEI-XML (Ansicht)
Text (Ansicht)
Text normalisiert (Ansicht)
Ansicht
Textgröße
Originalzeilenfall ein/aus
Zeichen original/normiert
Zitierempfehlung

Alexander von Humboldt: „Humboldt’s Berigt uit Zuid-Amerika“, in: ders., Sämtliche Schriften digital, herausgegeben von Oliver Lubrich und Thomas Nehrlich, Universität Bern 2021. URL: <https://humboldt.unibe.ch/text/1803-Extrait_de_plusieurs-11-neu> [abgerufen am 23.04.2024].

URL und Versionierung
Permalink:
https://humboldt.unibe.ch/text/1803-Extrait_de_plusieurs-11-neu
Die Versionsgeschichte zu diesem Text finden Sie auf github.
Titel Humboldt’s Berigt uit Zuid-Amerika
Jahr 1806
Ort Amsterdam
Nachweis
in: Hedendaagsche vaderlandsche bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak 10 (1806), S. 437–442.
Sprache Niederländisch
Typografischer Befund Antiqua (mit lang-s); Auszeichnung: Kursivierung, Kapitälchen; Fußnoten mit Asterisken und Kreuzen; Schmuck: Initialen.
Identifikation
Textnummer Druckausgabe: II.19
Dateiname: 1803-Extrait_de_plusieurs-11-neu
Statistiken
Seitenanzahl: 6
Zeichenanzahl: 10617

Weitere Fassungen
Extrait de plusieurs lettres de M. A. de Humboldt (Paris, 1803, Französisch)
Neueste Briefe des Herrn Oberbergraths von Humboldt (Berlin; Stettin, 1803, Deutsch)
Account of the Travels of M. A. de Humboldt in South America, extracted from some of his Letters (London, 1803, Englisch)
Extrait de lettres de M. A. de Humboldt (Paris, 1803, Französisch)
Extrait de plusieurs lettres de M. A. de Humboldt (Paris, 1803, Französisch)
Extracto de las últimas cartas que el Baron Alexandro Humboldt escribió á su hermano, Residente de S. M. Prusiana en Roma (Madrid, 1803, Spanisch)
[Extrait de plusieurs lettres de M. A. de Humboldt] (Haarlem, 1803, Niederländisch)
Curious Particulars respecting the Mountains and Volcanos, and the Effect of the late Earthquakes in South America, with Remarks of the Language and Science of the Natives, and other Subjects (London, 1803, Englisch)
Ueber das Athmen der Crocodile. Aus dem Briefe des Herrn von Humboldt aus Lima vom 25. September 1802 (Berlin, 1803, Deutsch)
Etwas von den Amerikanischen Krokodilen (Berlin; Stettin, 1804, Deutsch)
Humboldt’s Berigt uit Zuid-Amerika (Amsterdam, 1806, Niederländisch)
|437|

humboldt’s berigt uit zuid-amerika.

Te Riobamba (zuidwaarts van Quito, op den wegnaar Lima) bragten wij eenige weken door, bijeen’ broeder van karel van montufar, onzen reis-genoot, die aldaar Korregidor (Koninklijk Magiſtraats-perſoon) is. Hier gaf het toeval eene zeer merkwaardi-ge ontdekking. De toeſtand der Provincie Quito, eerde Inka tupaijupangi (*) haar veroverde, is nog zeeronbekend. Maar de Indiaanſche Koning, leandro za-pa, die te Likan woont, en voor eenen Indiaan al zeerbeſchaafd is, bezit handſchriften van een’ zijner voor-vaderen, uit de zestiende eeuw, die de geſchiedenisdier Provincie behelzen. Zij zijn in de Puruguaij-taalgeſchreven. Dezelve was voorheen de algemeene taal in Quito, die naderhand voor de Inka- of Quichua-taalweek en tegenwoordig geheel verloren is. Een van
(*) Of tupk ijupanki. Hij was de elfde Inka van Peru,in de van manko kapak begonnene rij. Wanneer robertson het Koningrijk Quito door huana (of huaijna) kapak vero-veren laat, zoo maakt dit geen onderſcheid; want deze wasde zoon en opvolger van tupaijupangis, en als Prins wer-kelijk de bevelhebber van het leger zijn’s vaders, tegen Quito gezonden. Hij regeerde naderhand, en ſtierf, als detwaalfde Inka. Zijne zonen verdeelden het rijk: huaskar bekwam Peru, atahualpa verkreeg Quito. De laatſte bele-gerde en overwon den eerſten; doch zonder voordeel. Wantop dat tijdſtip drongen de Spanjaarden, onder pizarro door(A°. 1530) en veroverden weldra het ganſche rijk.
|438| zapla’s voorvaderen vond gelukkiglijk daar vermaak in,dat hij die handſchriften in het Spaansch overzettede.
Wij hebben uit die narigten, welke hoogst belang-rijk zijn, veel geleerd: voornamelijk met betrekking totdat merkwaardig tijdvak der uitbarſting van den zooge-noemden Nevado del Altar (ſneeuw of ijsveld des al-taars), die de grootſte berg der wereld moet geweestzijn, hooger dan de Tſchimhorasſo, en die bij de India-nen Kapa-urku (’t hoofd der bergen) genoemd wordt.Destijds regeerde uainia abomatha de laatſte onaſ han-kelijke Koning (Kochokando) des lands, te Likan. DePriesters openbaarden hem het voorteeken dezer Kata-ſtrophe, zwanger van dit onheil zijnde. „De aard-bol, zeiden zij, verandert zijne gedaante, andere Godenzullen komen en de onzen verdrijven. Laat ons denwil van het noodlot niet tegenſtreven!” —— Werke-lijk voerden de Peruanen den dienst der zonne in enſchaften hunnen onden Godsdienst af (*). De uitbar-ſting van den volkaan duurde zeven jaren en het hand-ſchrift van zapla laat de asch te Likan zoo digt enalgemeen regenen, dat daar beſtendig een zevenjarigezwarte nacht zou geweest zijn. Ondertusſchen, wan-neer men, in de vlakte van Tapia, de menigte derVolkaniſche ſtoffe, rondom den reusachtigen toenmaalingeſtorten berg (tegenwoordig ſtaat hij, als verbrijzeld,met twee nog altijd magtig hooge ſpitſen daar) aandach-tig beſchouwt; wanneer men bedenkt, dat de Kotopoxidikwijls Quito in eene duisternis van vijſtien tot acht-tien uren gehuld heeſt; dan moet men bekennen, datde overdrijving ten minſte niet geheel en al boven ma-te is.
(*) Zonderling was het ook, (zie ulloa’s Relacion h. delViage .. part. 1. T. 2. n. 746. p. 421) dat, A°. 1533, bij deSpaanſche verovering van het Koningrijk Quito welke aandat land wederom nieuwe Heeren en nieuwe Goden gaf, erook eene vreesſelijke uitbarſting van den Volkaan Kotopaxi(zoo ſchrijſt ulloa dit woord) plaats had. De hierdoorveroorzaakte natunrlijke en zedelijke omkeering bevorderdevoornamelijk de voortgangen van de Europeërs. Want hetvolk geloofde zoo vastelijk aan de oude voorſpelling: zulkeen natuurverſchijnſel beduidde den ondergang des lands dooreen vreemden overwinnaar; dat het al den moed tot deszelfsverdediging verloor.
|439| Dit handſchrift, en de overleveringen, die ik in Pa-rima verzamelde, en de hieroglijphen, welke ik in dewoestijne van Kaſiquiari zag, waar tegenwoordig geenſpoor van menſchen te vinden is; dit alles, nevens cla-vigero’s berigten, aangaande de verhuizingen der Mexi-kanen in het zuidelijk Amerika (*), heeſt mij op denk-beelden over den oorſprong dezen volkeren gebragt,welke ik voornemens ben te ontwikkelen, zoodra degelegenheid mij daartoe gunſtig is. De beoefening der Amerikaanſche talen heeſt mij te-vens zeer bezig gehouden, en ik heb bevonden, hoe on-gegrond la condamine’s oordeel over derzelver armoe-de zij. De Karabiſche taal b. v. vereenigt in zich rijk-dom, bevalligheid, kracht en zachrneid. Het mangelthaar niet aan uitdrukkingen voor afgetrokkene denk-beelden: zij kan van toekomst, couwigheid, beſtaan en zoovoorts ſpreken; en heeft talwoorden genoeg, om allemogelijke vereenigingen onzer talteekenen op te geven.Voornamelijk leg ik mij toe op de Inka-taal; zij is hier(in Quito, Lima, enz.) de gewone taal in de zamenle-ving: en is zoo rijk in fijne en menigvuldige wendin-gen, dat de jonge heeren, om aan vrouwen aardighedente zeggen, gewoonlijk Inka beginnen te ſpreken, wan-neer zij al den rijkdom der Kastiliaanſche taal hebbenuitgeput. Deze twee talen en eenige anderen, die even rijk zijn,zouden alleen genoegzaam wezen, om ons te overtuigen,dat Amerika eens eene veel hoogere beſchaafdheid had,dan de Spanjaarden, A°. 1492, daar vonden. Doch ikheb daarvoor nog gansch andere bewijzen. Want, nietalleen in Mexiko en Peru, maar ook aan het hof des
(*) Het landſchap Parima is de ſtreek bij den vloed vandenzelſden naam, die zich in den Orinoko ontlast. Dat hum-boldt den grooten Orinoko meer en verder bevaren en naauw-keuriger onderzocht heeſt, dan lemand zijner voorgangers,weten wij uit zijne vroegere berigten. De Storica anticadel Mesſico, van den Abt don francesco saverio clavice-ro, gedrukt te Seſena 1780 en 1781 in 4to, IV dd. is eengewigtig werk. Het is te verwonderen, dat de Heer camus in Parijs dit reeds lang bekende boek nooit heeft kunnenzien, volgens zijne Memoire ſur les Collections des Voyages (1802, 4.), p. 333, en het alleen uit meusel’s Bibl. Hist. met eene groote ſchrijffout, aanhaalt.
|440| konings van Bogota (een land, welks geſchiedenis menin Europa in ’t geheel niet kent, en welks Mijthologieen fabelachtige overleveringen in der daad allezinshoogst belangrijk zijn) verſtonden de Priesters een’ me-ridiaan te trekken en het oogenblik van het ſolſtitiumop te merken; zij verwisſelden het maanjaar in eenzonnejaar, door invoegingen: en ik bezit een’ zeven-hoekigen ſteen, die te Sta Fe gevonden is, en die hunter berekening dezer invullings-dagen en ſchrikkeljarendiende. Nog meer! Te Erivaro, in het binnenſte vanhet landſchap Parima, gelooven de wilden, dat de maanbewoond is, en weten, door overlevering van hunnevaderen, dat zij haar licht van de zon heeſt (*).
Van Riobamba ging mijn weg, over den beroemdenParamo van Asſuaij, naar Cuenca. Doch vooraf bezochtik het groote zwavelwerk te Tiskan. Dezen zwavelberg wilden de oproerige Indianen, na de aardbeving vanA°. 1797, in brand ſteken. Voorzeker het verſchrik-kelijkſte plan, dat ooit de vertwijfeling in kon geven!want zij hoopten, daardoor eenen Volkaan voort te bren-gen, die de ganſche Provincie Alausſie zou vernietigdhebben.
(*) Met regt waardeert men ook volksverhalen en mij-thologieën, wanneer zij met de werkelijke natuur over-eenſtemmen, en daardoor als geſchiedkundige overleveringenbewaard worden. Zoo wordt het, als eene belangrijke daad-zaak aangemerkt, dat (in Griekenland en elders) overſtroo-mingen, verzinking en vorheſſing van bergen, ontſtaan vaneilanden, doorbraak der zeeën, ſcheuring van landen, kortomſchudding en omwenteling des aardbols, juist waar ook deGeologie (of leer der aarde) daar toe leidt, in de overleve-ringen der oude volkeren gevonden worden. —— Magmen met narigten ait zulke bronnen zich ook in de Plane-tenwereld wagen? Zouden er nieuwe hemelſche ligchamenkunnen ontſtaan zijn, die op den vroeger gevormden enreeds bewoonden aardbol eenen nadeeligen invloed veroor-zaakten? De Ogijgiſche vloed zou deor eene veranderingvan de ſter Venus veroorzaakt zijn. De voorouders der Ar-kadiers zouden, eer de maan zigtbaar was, geleefd hebben.Ook de Zuid Amerikanen, die door overlevering de Plane-ten-natuur onzer trawanten zoo goed kennen, ſpreken inhunne Mijthologieën van eenen oorlog der maan met dezon en van de verwoestingen, die zij in hun land aan-rigtede.
|441| Op den Paramo van Asſuaij, in eene hoogte van2300 toiſen, zijn de overblijfſels van den prachtigenInka-weg. Deze ſtraat loopt ſchier tot aan Kusko, isgeheel uit gehouwene ſteenen gemaakt, en loopt lijn-regt: die weg gelijkt naar de ſchoonſte wegen van hetonde Rome. In dezelfde ſtreek liggen ook de over-blijfſels van het paleis van Inka tupaijupangi (of tu-pak ijupanki ), welken la condamine in de Gedenk-ſchriſten der Berlijnſche Akademie beſchreven heeft (*).Men ziet nog in eene ſteengroef, welke de ſteenendaartoe geleverd heeſt, ſommige brokken, die half be-werkt zijn. Ik weet niet, of la comdamine ook vanden zoogenoemden billard van den Inka ſpreekt. De In-dianen noemen de plaats in de Quichua-taal Inka Chun-gana (het Inka-ſpel); doch ik twijfel zeer, of zij de-ze beſtemming had. Het is eene kanapé, in de rotsgehouwen, met ſieraden, gelijk aan Arabesken, waar-in, zoo als men gelooft, de bal liep. Onze Engelſchetuinen kunnen niets bevalliger aanwijzen. De goe-de ſmaak van den Inka is overal zigtbaar; de zit-plaats is zoo gekozen, dat men een verrukkend uit-zigt heeſt. Niet ver van daar, in een woud, vindtmen eene ronde plek geel ijzer in zandſteen. De Peru-anen hebben die plek met ſiguren verſierd: want zij ge-looven, dat zij de zon afbeeldde (†). Ik heb daarvaneene teekening vervaardigd. Wij bleven nu tien dagen te Kuenka, en begaven onsvan daar naar Lima, door de Provincie Iaen, waar wijin de nabijheid van de rivier der Amazonen ééne maanddoorbragten. In Lima kwamen wij den 23 October, 1802, aan. Ik denk van hier in December naar Akapulko en vandaar naar Mexiko te reizen, om in Meij 1803 in Ha-vana te zijn. Van daar zal ik, zonder verwijl naarSpanje varen. Ik heb, zoo als gij merkt, het voorne-men opgegeven, om over de Filippijnſche eilanden terug te keeren. Ik zou eene vreesſelijke zeereize ge-daan hebben, zonder iets anders te zien, dan Ma-
(*) Van het jaar 1746, §. 435—456. met eene afbeelding.De hierna genoemde billard is daar niet vermeld.(†) Dit gedenkteeken (der kunst, of natuur?) was dusouder, dan der Peruanen verovering van deze ſtreek.
|442| nilla en de Kaap; of had ik Oost-Indien willen be-zoeken, zoo zou het mij aan datgeen, wat ik daartoenoodig had, ontbroken hebben, daar ik het mij hier,voor die reize niet verſchaffen kan.