Buiten de reeds van tyd tot tyd, door ons geplaatſte berichten van den Heer Humbold, hebben wy gemeend onzen lezeren geen ondienst te zullen doen met de mededeeling van de volgende verdere byzonderheden, door hem op zyne reize waargenomen, welken getrokken zyn uit twee brieven, aan zyn Broeder te Rome, in het laatstvoorig jaar, uit Quito en Cuença geſchreven. „By zyn overtogt over de Cordillère, om van Popayan naar Almager en van daar verder naar Pasto te gaan, moest hy digte wouden doortrekken, langs valeijen, die zoo eng waren, als of men in ganeryen van Mynen was. De bewooners dezer wildernisſen hebben geen ander voedſel dan Potatous: en deze ontbrekende, moeten zy zich behelpen met de takken van een heester, achupaila (Pourretia pitcarna) geheten: ſchoon ook dit ellendig voedſel hun meermalen door de Beeren der Anden, die ’er mede op azen, betwist wordt. „Hy had ontdekt en bewaarheid gevonden, dat andere dieren de hoeveelheid van lucht, waar in zy leven, verminderen; de Krokodillen daar en tegen dezelve vermeerderen. „Digt by Santafé, in Campo di Giganto, had hy, op de hoogte van 1370 toiſen, een verbazende menigte van Olyfants-beenderen gevonden, en ettelyke daar van verzameld.”