Digitale Ausgabe

Download
TEI-XML (Ansicht)
Text (Ansicht)
Text normalisiert (Ansicht)
Ansicht
Textgröße
Originalzeilenfall ein/aus
Zeichen original/normiert
Zitierempfehlung

Alexander von Humboldt: „Uittrekzel uit een Brief van den beroemden Natuuronderzoeker den Here Alexander von Humbold, aan den Heer Professor Wildenow, te Berlyn“, in: ders., Sämtliche Schriften digital, herausgegeben von Oliver Lubrich und Thomas Nehrlich, Universität Bern 2021. URL: <https://humboldt.unibe.ch/text/1801-xxx_Brief_an_Carl-3-neu> [abgerufen am 28.03.2024].

URL und Versionierung
Permalink:
https://humboldt.unibe.ch/text/1801-xxx_Brief_an_Carl-3-neu
Die Versionsgeschichte zu diesem Text finden Sie auf github.
Titel Uittrekzel uit een Brief van den beroemden Natuuronderzoeker den Here Alexander von Humbold, aan den Heer Professor Wildenow, te Berlyn
Jahr 1802
Ort Haarlem
Nachweis
in: Algemene Konst- en Letter-Bode, voor het Jaar 1802 1:1 (1. Januar 1802), S. 3–11.
Sprache Niederländisch
Typografischer Befund Antiqua (mit lang-s); Auszeichnung: Kursivierung; Fußnoten mit Asterisken und Kreuzen.
Identifikation
Textnummer Druckausgabe: II.13
Dateiname: 1801-xxx_Brief_an_Carl-3-neu
Statistiken
Seitenanzahl: 9
Zeichenanzahl: 18361

Weitere Fassungen
[Brief an Carl Ludwig Willdenow] (Berlin, 1801, Deutsch)
Auszug eines Schreibens des berühmten Naturforschers, Herrn Alexander von Humboldt, an Herrn Professor Wildenow in Berlin (Berlin; Stettin, 1801, Deutsch)
Uittrekzel uit een Brief van den beroemden Natuuronderzoeker den Here Alexander von Humbold, aan den Heer Professor Wildenow, te Berlyn (Haarlem, 1802, Niederländisch)
|3|

Uittrekzel uit een Brief van den beroem-den Natuuronderzoeker den Here ALEXANDER von HUMBOLD, aan den Heer Professor WILDENOW, te Berlyn.

Daar het niet alleen flechts onzeker, maar enigzinsonwaarſchynlyk is, dat myn reisgenoot Bonpland en ikde reize om de waereld, volgens ons ontwerp, over dePhilippynſche Eilanden en de Kaap de Goede Hoop,behouden volbrengen zullen; zo zorg ik daar ten min-ſten voor, dat de vruchten van onze werkzaamhedenniet mogen verloren gaan. Wy zenden dus Duplicatenvan onze gemaakte waarnemingen, door de FranſcheHandel-Agenten, naar Frankryk, en zo ook doen wymet onze verzamelingen van Natuurlyke Merkwaardig-heden. U, myn waarde Wildenow, heb ik in kisten1000 onderſcheidene ſoorten (ſpecies) van planten toe-gezonden, die grotendeels uit de onbekende delen vanParime en Guiana, tusſchen den Rio Negro en Breſil,waar wy ons de vorige Lente bevonden, verzameld zyn.Gy ontvangt deze kisten door den Heer Fraſer, eengoeden Botaniſchen Hovenier en Zaadhandelaar, die byLonden woont, en die, in zyn zaak, de leverancier vanden Keizer van Rusland is. Gy errinnert u uit Walters Flora Carolinenſis, dat deze Heer Fraſer vier Botani-ſche Reizen in Labrador en Canada gedaan heeft. Se-dert 1799 is hy op ene vyfde diergelyke Reis. Dezeliep eerst in de aan den Ohio gelegene Staten Kentu-chy en Tenesſee, die, in het voorbygaan gezegd, te-genwoordig reeds zo bereisbare oorden zyn, dat menvan Philadelphia, te water en te land, waren over FortPitt, den Ohio en den Misſiſippi, tot naar Nueva Or-leans verzendt, en tot de gehele reis niet meer dan 4weken tyds gebruikt. Door deze gemaklyke gemeen- |4| ſchap kwam nu ook de Heer Fraſer tot in de Spaan-ſche Colonien, namelyk herwaards naar Havana. Hykende de zwarigheden niet, om zonder toeſtemming vanden Koning van Spanje, in de Colonien in te dringen;ook zou hy zyn oogmerk, om hier planten te verzame-len, bezwaarlyk bereikt hebben, wanneer hy niet, bygeluk, ſchikbreuk geleden hadt. Na dat hy op enezandbank, 10 mylen van de kust, drie ongelukkige da-gen doorgebragt had, werdt hy eindelyk door Visſchersvan Matanzas gered, en kwam, van alles ontbloot,hier aan. Zyn naam en bedryf waren genoeg my hemaan te bevelen; ik nam hem in myn huis, onderſteun-de hem met geld en alles, wat hy behoefde, en ver-ſchafte hem, door myne betrekkingen, vryheid om hetEiland Cuba te bereizen, die hy, zonder het ongeluk-kig toeval der ſchipbreuk, bezwaarlyk verkregen zouhebben. Dezen man nu heb ik de kisten met planten,voor u, toevertrouwd, en de vriendſchap, welke ik ge-legenheid gehad heb, om hem te bewyzen, is my borg,dat hy meer dan gewone zorg daar voor dragen zal (*).De goede Fraſer had zynen Zoon, een zeer beminnens-waardig Jongman, by zich, dien ik voorſloeg, my opmyne reis naar Mexico te geleiden. Doch hy wees hetvan de hand, dewyl hy de Spanjaarden vreesde, wel-ker taal hy niet verſtaat, en hy naar Londen te rugſpoedt, om zyne in Kentuchy opgezamelde planten tebeſchryven. In ga dus — dan eer ik u dit zeg, wer-waards ik van hier denk heen te gaan, zal ik u, in ge-valle dat u myne vroegere brieven niet in handen ge-komen waren (†), de tot dus verre plaats gehad heb-bende hoofdtydperken van myne reis herhalen, zo datgy daar van ten minſten enen leidraad hebt. Op den5den Juny 1799 zeilde ik met mynen reisgenoot Alexan-der Bonpland, op het Fregat Pizarro, van Corunna naarde Canariſche Eilanden, waar wy de Piek van Teydetot in den crater beklommen. Sedert 12 jaren was nie-mand daar geweest. Mr. Johnſtone, een Koopman uitMadeira, was de laatſte voor ons. Op den 16den Julylandden wy in de haven van Cumana aan; tot in No-vember bleven wy daar en in de gebergten Tumiriquirionder de Chaymas-Indianen, by Guarapiche en Costa
(*) Zy zyn reeds gelukkig in Londen aangekomen.(†) Dit is daadlyk het geval: ’er is geen een aangekomen.
|5| de Paria. Op den 18den November gingen wy, terzee, naar la Guayra en Caraceas. Wy bleven daar enin het omliggend oord twee maanden, middelerwyl deSilla beklimmende: toen door Valles de Aragua en doorde Cacaoplantingen aan de romaneske Zee van Valen-cia, waar wy een boom ontdekten, wiens melk de In-dianen als Koemelk gebruiken. Zy is zeer voedzaamen geeft zure kaas! Verder naar Porto Cabelle; toenzuidlyk door de grote Llano (een woestyn vol Gymno-tus electr. in de poelen, en vol wilde Paarden, voor eendaalder het ſtuk!) in de Provintien Vannas, aan degrenſen van Santa Té tot Rio Apure op den 7den graadZuidlyker breedte. Van dezen ſtroom Oostwaards inden Oronoco tot Cabruta, toen dezen Zuidwaards optot aan de overzyde liggende vreeslyke Cataracten vanMaypure en Atures aan den mond van den van Quitokomenden Guaviare op 3° breedte. Van hier, denOronoco verlatende op de kleine ſtromen Atabapo, Tua-mini en Temi, tegen het Zuidwesten, en 150 mylenvan Quito tot aan den door zyne ſlangen beruchten bergde Pimichia. Door dit bosch droegen de Indianen, driedagen lang, de Pirogua (onze kano) tot aan den ſtroomNegro. Dezen voeren wy toen Zuidoostlyk af tot SanCarlos, ene door 8 mannen bewaakte grensvesting te-gen Braſil (hier tegenover bezitten de Portugezen SanJoſe de Maravitanos; zy beletten my met de Inſtrumen-ten verder voorwaards tot den Amazonenrivier te drin-gen), toen door Caſiquiore Noordwaards aan de bron-nen van den Oronoco, dezen opwaards tot aan de over-zyde liggenden Volkan Druda in Dorado in bosſchenvan Cacao, Caryocar een nieuw Genus Juvia (eenAmandelboom met vruchten van 14 duim. breed): toenvoeren wy den gehelen Oronoco af tot aan den mond,een reis van 1200 mylen, altyd op de ſtromen. Vanden mond van den Oronoco tot door das Llano de Ca-racatiche naar Barcellona, en eindelyk op den 1ſtenSeptember 1800. naar Cumana te rug, in het huis vanonzen vriend, Don Vincente Emperan, Gouverneur de-zer Provintie. Hier bragten wy onze gemaakte verza-melingen in orde, en deden excurſien in het gebergteChaparuparu; toen op den 24ſten October met veel ge-vaar en ſchriklyken ſtorm van Nuova Barcellona naarHavana, waar wy den 19den December 1800. aankwa-men, en waar ik ſedert 18 maanden de eerſte Brievenuit Europa vondt. Ik heb te over reden om met my- |6| nen reisgenoot ( Alexander Bonpland ) te vreden te zyn.Hy is een waardig leerling van Jusſieu, Desfontaine,Richard, is daar en boven werkzaam, vlytig, zich ligtnaar de Zeden en Menſchen ſchikkende, ſpreekt zeergoed Spaansch, is vol moed en onverſchrokken; metéén woord, hy heeft voortreflyke eigenſchappen voorenen reizenden Natuuronderzoeker. De planten (die metde dubbelen boven de 12000 belopen) heeft hy alleenin orde gebragt. De beſchryvingen zyn voor de helftzyn werk. Wy hebben dikwerf elk afzonderlyk dezelf-de planten beſchreven, om zo veel zekerer van de waar-heid te zyn. Wy geloven zeer naauwkeurige kenmer-ken (Diagnoſen) ter neder geſteld te hebben; maar wywagen het egter niet te bepalen, hoe veel nieuwe Ge-nera wy bezitten? In Palmen en Grasſoorten, in Me-lastomis, Piper, Malpighia, Cipura Aubler, Cæſalpina,de Cortex Angusturæ (die een nieuw van Cinchina on-derſcheiden Genus is) zyn wy zeer, zeer ryk; egterben ik zeker, dat twee derde van onze nieuwe Generaen Species, als wy in Europa te rug komen, als oudgekend zullen worden; intusſchen wint ’er de weten-ſchap altyd by, wanneer, in zo afgelegen Landen,nieuwe naar de natuur gemaakte beſchryvingen afgete-kend worden. Welk een ſchat van planten bevat hetwonderbaar, met ondoordringbare bosſchen vervulde,van zo vele Apenſoorten bewoonde Land tusſchen denOronoco en den Amazoon, waar in ik 1400 Geographi-ſche mylen afgelegd hebbe! Ik ben nu volkomen vandat geen overtuigd, dat ik in Engeland nog niet geloof-de, ſchoon ik reeds uit Ruiz, Pavon, Neé’s en Häw-kens Kruidboeken giste; ik ben, tegenwoordig, over-tuigd, dat wy geen drie vyfde van alle de Planten-ſoorten kennen. —— Welke wonderbare vruchten,waar van wy, als wy van den Æquator te rug kwa-men, grote kisten vol naar Madrid en Frankryk gezon-den hebben. Welk een gezigt verwekt de Palmenwae-reld in de ondoordringbare bosſchen van Rio Negro!Hier, hier en zelfs niet meer hier, flechts in de Guaya-na, in Zuid-Amerika, is de waereld eigenlyk rechtgroen! De Broodboom (Artocarpus inciſa) die men inGuayana aankweekt, ſlaagt daar ongelooflyk. Vierjari-ge bomen zyn 30 voeten hoog, hebben bladeren van 3voeten lang en 18 duimen breed, en geven ontelbarevruchten! Ik ken plantagien die 4 à 500 bomen heb-ben. In de geſchiedenis van den landbouw maakt het |7| Zuikerriet van Otaheite een onderſcheidend tydperk;dat riet, het welk men in geheel West Indiën verbouwt,is driemaal dikker, dan het oude anders hier gewone,en levert ten minſten \( \frac{1}{4} \) meer Zuiker uit! Alleen dezeplant zou den naam van Cook kunnen vereeuwgen.
Maar indien het een genot, een zeer groot genot is,deze ſchatten der natuur te bewonderen, gy geloofttoch ook wel, zeer waarde Wildenow, dat de bezwarenen moeijelykheden daar by niet klein zyn. Door de by-zondere genade van den Koning van Spanje, met de per-foonlyke onderſcheidingen, met welke de Koning en Ko-ningin my vereerd hebben, reis ik wel in dit land metgroter vryheid en zekerheid, als ooit enig Natuuronder-zoeker hier ten deel gevallen zyn. Ook reis ik wel metmeer gemak, dan vele anderen, in zo verre ik op deſtromen 24 Indianen verſcheiden maanden lang ondermyn gebied, en binnenlands dikwyls een geſpan van 14Muilezels heb, om myne planten, werktuigen, en ove-rige behoeften te vervoeren. Maar, noch de genadedes Konings van Spanje, noch myne reisgezellen en gid-fen, kunnen my tegen de onaangenaamheden van hetklimaat in die landſtreek beſchermen, en deze zyn nietgering, vooral wanneer ik als Botanist ſpreken zal. InGuayana, waar men wegens de Mosquiten (een ſoortvan Muggen) die de lucht verduisteren, hoofd en han-den ſteeds bedekt moet houden, is het byna onmoge-lyk by daglicht te ſchryven; men kan de pen niet ſtilhouden, zo hevige pyn veroorzaakt het gift van dezeInſecten. Alle onze arbeid moet dus by het vuur, inene Indiaanſche hut, gedaan worden, waar geen Zonne-ſtraal indringt, en waar in men op den buik kruipenmoet. Daar verſtikt men byna van den rook, maarlydt minder van de Mosquiten. In Maypure borgen wyons met de Indianen midden in een waterval, waar deſtroom hevig raast, doch waar het ſchuim de Inſectenverdryft. In Higuerote begraaft men zich ’s nachts inhet zand, zo dat alleen het hoofd ’er uitſteekt, en hetgeheel lichaam met 3 à 4 duimen aarde bedekt blyft.Men zou dit voor een fabel houden, als men het nietzag. Zonderling is het, dat daar, waar de zwarte, ei-genlyk koffybruine, ſtromen (Atabapo, Guainia enz.)aanvangen, noch Mosquiten, noch Crocodillen gevon-den worden. Als nu onder zulke bezwaren de planteneindelyk beſchreven zyn, zo komt ’er een nieuwe el-lende, wanneer men na enigen tyd zyn kisten weder |8| opent! Onze Herbariusſen treft naamlyk het zelfdenoodlot, waar over reeds Sparrmann, Banks, Swarsz en Jacquin geklaagd hebben. De overgrote vochtig-heid van het Amerikaſche klimaat, de weelderigheidvan den groei, waar by het zo moeilyk valt oude vol-groeide bladeren te vinden, hebben meer dan een der-de deel van onze verzamelingen bedorven. Dagelyksvinden wy nieuwe Inſecten, die papier en planten ver-nielen. Kampher, terepentyn, teer, bepikte planken,het ophangen der kisten in de open lucht, alle in Euro-pa uitgedachte kunſten, mislukken hier, en ons geduldword op een zware proef geſteld. Is men gehele drieof vier maanden afwezig, dan kent men zyn Herbariusniet meer. Van 8 Exemplaren moet men 5 wegwerpen,bovenal in Guayana, Dorado en het Amazonen land,waar wy dagelyks als in den regen zwommen. Onaan-gezien deze zwarigheden, is egter het waereldoord tus-ſchen de keerkringen recht myn element, en ik bennooit zo aanhoudend gezond geweest, dan ſedert mynvertrek uit Spanje. In ſpyt van de aanhoudende af-wisſeling van vocht, hitte en bergkoude (want de Pa-rime, het Zuidlyk gedeelte van Guayana, is geenzinseen vlak land, gelyk het de Aardrykskundigen af beel-den; maar het heeft ene grote van Popayan en Quitoaflopenden, met den Oyapoch by Cayenne zich verbin-dende Bergketen) is myne gezondheid zigtbaar toege-nomen. Ik arbeid zeer veel (het plantbeſchryven isſlechts een bywerk van myne reis), ik ſlaap weinig,ben dikwerf by Astronomiſche waarnemingen 4 à 5 urenlang zonder hoed, aan de Zon blootgeſteld. Ik heb myin Steden (la Guayra, Portocabello) opgehouden, waarde vreeslykſte gele koorts woedde, en nooit nooit hebik zelfs hoofdpyn! Slechts op St. Thome de la An-gostura, de hoofdſtad in Guayana en in Nueva Barcel-lona, had ik 3 dagen lang de koorts; eens een dag namyne terugkomst van Rio Negro, daar ik, na lang hon-ger lyden, voor de eerſtemaal en onmatig brood ge-bruikte; en nog eens, als ik door enen hier ſteeds koortsverwekkenden ſtofregen, by Zonneſchyn, nat werdt.Myne gezondheid bleef ook uitſtekend wel aan den Ata-bapo, waar de Wilden ſteeds van de rotkoorts lyden.Vier maanden lang ſliepen wy in de bosſchen, omgevenvan Krokodillen, Boa’s en Tygers, (die hier zelfs Ca-no’s aanvallen) niets gebruikende dan ryst, mie-ren, manioc, piſangvruchten en Oronokowater, en |9| ſomtyds Apen. Van Mondavaca tot den Volkan Duida,van de grenfen van Quito tot Surinamen toe, trokkenwy ſtreken van 8000 Quadraat mylen, waar in geen In-diaan, maar niet dan Apen en Slangen te vinden zyn,door, aan de handen en in het aangezigt gezwollen doorde ſteken der Mosquiten. Maar daar tegen ook, wel-ke grootheid in ieder majestueusch Palmbosch, waarmen zo vele en verſcheidene onafhanglyke IndiaanſcheVolksſtammen, en by deze een overblyfzel van den Pe-ruviaanſchen Landbouw aantreft! Natien, die hare ak-kers wel bezorgende, gastvryheid uitoeffenen, zagt enmenschlyk ſchynen als de Otaheiters, maar ook gelykdezen — menſchen-eters zyn. Overal in het vryeZuid-Amerika (ik ſpreek van het gedeelte Zuidwaardsvan de katarakten van den Oronoko, waar, behalven5 of 6 Franciskaner Monnikken, geen Kristenmenschvoor ons is doorgedrongen) vonden wy in de hutten deontzettende ſporen van menſchen-etery!! —— Ik hebhet Spaansch Ministerie verzocht, enen jongen Francis-kaner Monnik in de Botanie te laten onderwyzen, enhem dan den Rio Negro te laten bereizen. —— Slechtsals Monnik, of onder het geleide van enen Monnik,kan men daar reizen zonder iets van de Indianen tevrezen te hebben. De tegenwoordige Pater Guardiaander Zendelingen, Fra Juaquin Marquez, een ſchran-dere Monnik, met welke ik in ene naauwe vriendſchapgeleefd heb, heeft dat ontwerp zeer onderſteund. Ikheb aan vele oorden werktuigen agter gelaten, en wydurven hopen, weldra over dit duister onbekend gedeel-te der waereld, waar over alle kaarten verdicht zyn,enig licht te verkrygen. De Oostlyke en NoordlykeEuropeanen hebben voor het overige zeldzame, bynamogt ik zeggen, razende vooroordelen tegen de Spaan-ſche Natie. Ik heb nu twee jaren lang, van de Capu-cynen af (want ik was langen tyd onder hunne zende-lingſchappen onder de Charmas Indianen) tot den On-derkoning toe, met alle rangen van menſchen in naauweverbindtenis geleefd. Ik ben de Spaanſche thans, bynazo goed, als myne Moeder-taal magtig — en nu, bydie naauwkeurige kennis kan ik verzekeren, dat dezeNatie, in ſpyt van alle Staatkundige en Godsdienſtigeonderdrukking, egter met reuzenſchreden, hare be-ſchaafdheid nadert; dat een groot Character zich in haarontwikkelt. Men oordele niet, dat, dewyl men hier inAmerika niets van haar hoort, zy niets voor de weten- |10| ſchappen doe. Men heeft hier aanzienlyke ſchatten vanplanten; voortreflyke tekeningen, beſchryvingen, allesis gereed; doch aan uitgeven is niet te denken in eenland, waar de Boekhandelaars 20000 Daalders vorde-ren, om een Boek te laten drukken! Met Ruiz Florazal men ten minſten nog 10 jaren bezig zyn. Don Ce-lestino Mutis in St. Fe heeft zeker over de 1500 à 2000nieuwe ſoorten; de Flora Novæ Grenadæ is ge-reed. Hänke is nog in Chili, na dat hy met Malaspina de waereld heeft omgereisd. Niemand in de waereld isryker in planten! Sesſe, een zeer goed Botanist, heeft7 jaren lang Mexico en Californie bereisd. Tafala ar-beidt nog in Peru, gelyk Cervantes in Mexico. Hierop het Eiland Cuba is ene op zich zelf ſtaande Botani-ſche Commisſie, welker hoofd, Dr. Boldo, aan de gelekoorts geſtorven is. De jonge Eſtevez, de leerling van Sesſe, is hem opgevolgd. Met hem werkt een Mexi-kaansch Schilder, Echevaria, wiens talent in planten-tekenen alles voorby ſtreeft, wat Europa vertonen kan.Hoe zeer ik dit alles roem en prys; zo geloof gy voorhet overige toch niet, wanneer de Duitſche Nieuwspa-pieren den Engelſchen naſchryven zullen — „dat ik„met grote commisſien van het Spaansch Gouvernement„reize, en tot een’ hogen post in den Raad van Indie„beſtemd zy;” maar lach daar over, gelyk ik doe.Zo ik gelukkig naar Europa te rug kere: zo zal ik mymet gehele andere ontwerpen bezig houden, die met de Conſejo de Indias in weinig verband ſtaan. Een mensch-lyk leven, begonnen als het myne, is beſtemd tot wer-ken; en moet ik bezwyken, dan weet gy, die myn hartzo van naby kent, dat ik my aan gene gemene oog-merken opoffere. Maar de vervulling myner oogmerkenvordert onafhanglykheid, en de myne wordt my elkendag dierbarer. Om haren wil heb ik nooit enigen ſchynvan onderſteuning van enige Regering, waar ook, aan-genomen. Als ik in myne verbeelding de Rehberge (*) en de (Panke) met de Kataracten van Atures en meteen huis van China (Cinchone alba) waar in ik langgewoond heb, vergelyk; dan komt my dit alles dikwylsals een droom voor. Hoe vele zwarigheden heb ik over-wonnen! Vergeefsch gewacht op de reis van Baudin
(*) Een kleine heuvel op de zogenaamde Jungfernheide,by Berlyn.
|11| rondom de waereld; dan op enen ſtap na in Egypten en Algiers, dan in Zuid-Amerika, en nu weder in de hoopom Baudin en Michaux in de Zuidzee te vinden — hoewonderbaar hangt het menschlyk leven aanéén — wantik ga van hier over Mexico en Californie naar Acapul-co, om daar met den Kapitein Baudin de reis om dewaereld te volbrengen.
  • Latere brieven uit de Havana melden, dat de Heer von Humbold en zyn reisgenoot Bonpland, op den5den Maart 1801, van daar maar Carthagena, enwel zeer gezond, zyn onder zeil gegaan.