Korte Levens-schets van FREDERIK ALEXANDER van HUMBOLDT. Geſchreven door hem zelven, in Spanje, in de maand Mey 1799. Na ene zorgvuldige opvoeding, in het ouderlyk huis, benevens het onderwys der beroemdſte Geleerden van Berlyn, genoten te hebben, voltooide ik myne Letteroeffeningen op de Univerſiteiten van Gottingen en Frankfort. Vervolgens voor het vak van Finantie beſtemd zynde, hield ik my, een jaar, op by de Akademie van Koophandel te Hamburg, ene Stigting dienende tot onderwys zo van Handelaren, als van lieden, welken den Staat moeten dienen in het beſtuur des Handels, der Bank en der Fabrieken. Het gelukkig ſlagen, hoe weinig verdiend ook, van myn eerſte werk over de Baſalt-bergen van den Rhyn, deedt het hoofd van onze Bergwerken, de Baron Heinitz, verlangen, dat ik my aan zyn Departement zou overgeven. Ik deedt, diensvolgens, ene reis, voor de Mineralogie en Nat. Historie, door Holland, Engeland en Frankryk, onder het geleide van Georg. Forſter, den vermaarden Natuurkenner, die met Kaptein Cook een togt om de Waereld gedaan had. Aan dezen ben ik, grootdeels, de geringe kundigheden ſchuldig, welken ik bezit. Na myne terugkomst uit Engeland, ging ik de practikale Bergwerkkunde te Freiberg en aan den Hartz leren. Na dat ik deze en gene nuttige proeven genomen had, om brandſtoffen; by het Zoutzieden, uittewinnen, en een klein Stukje over dit onderwerp in het licht had gegeven, (ſedert door Coquebert in het Fransch vertaald) zondt de Koning my naar Polen en het binnenſte van Duitschland, om de Zoutmynen van Vielicza, Hallein, Berchtesgarden ... optenemen. De Plans, door my aldaar ontworpen, dienden voor de nieuwe Zout-etablisſementen van Magdenburg. Schoon ik toen nog gene 8 maanden in dienst was geweest, behaagde het zyner Majeſteit, by het aantrekken van het Markgraviaat, in Frankenland, aan de Kroon, my aanteſtellen tot Directeur der Bergwerken, in die Provintie, waar by de arbeid ſedert ene eeuw had ſtilgeſtaan. Gedurende 3 jaren hield ik my in dit vak bezig, en myne ondernemingen ſlaagden zo gelukkig, dat de Aluin-, Cobalt- en zelfs de Goudmynen van Golderonach weldra voordelig voor de Koninglyke Schatkamer wierden. Te vreden over deze vordering, zondt men my, andermaal, naar Polen, om op te nemen, wat party men kon trekken van het gebergte dier nieuwe Provintie, ſedert den naam van Zuid-Pruisſen gegeven. Gelyktydig ontwierp ik een plan ter verbetering van de Zoutputten, aan de oevers van de Oostzee liggende. Gedurende dit myn geſtadig verblyf in de Mynen, ſtelde ik een reeks van vry gevaarlyke proefnemingen in het werk, omtrent de middelen, om de onderaardſche Stiklucht minder ſchadelyk te maken, en verſtikte perſonen te redden. Het gelukte my ene nieuwe antimephique Lamp uittevinden en zamenteſtellen, welke in geen lucht uitgaat, benevens een Machine van ademhaling; een werktuig, dat ook dienen kan voor militaire Myngravers, wanneer zy door het vyandelyk geſchut belemmerd worden. Deze toeſtel droeg de goedkeuring weg van den Raad van Oorlog, en deszelfs eenvouwdigheid was oorzaak, dat ook de vreemdelingen ’er weldra gebruik van maakten. In dien tyd gaf ik insgelyks in het licht een Plantkundig werk: Flora Fribergenſis, de Scheikundige Natuurkennis der Planten, in verſcheidene talen overgezet, benevens een groot aantal van Natuur- en Scheikundige Verhandelingen, gedeeltelyk geplaatst in de Franſche en Engelſche Journalen. Na myne terugkomst uit Polen, verliet ik, voor enen geruimen tyd, myn verblyf in het gebergte, verzellende den Hr. van Hardenberg, in ene Staatkundige bezending, hem, door den Koning, kort voor den Baſelſchen vrede, opgedragen. Ik volgde hem by de Legers, aan den Rhyn, in Holland en in Zwitſerland liggende. Dit gaf my gelegenheid om den hogen keten der Alpen, Tyrol, Savoije en het overig deel van Lombardyen te bezien. Toen, in het volgend jaar, het Franſche leger naar Frankenland trok, wierd ik gezonden naar het Hoofdkwartier van den Generaal Moreau, om met hem in onderhandeling te treden over de Neutraliteit van enige Ryksvorſten, die de Koning in ſchut genomen had. Vurig verlangende om een ander waerelddeel te bezoeken, en het met betrekking tot de Natuurkennis in ’t gemeen, optenemen, niet ſlegts de ſoorten en karakters der bewerktuigde lighamen te beſtuderen (ene oeffening, waar aan men zig tot dus verre al te bepaald heeſt toegewyd) maar ook den invloed van de Dampkringslucht en der Scheikundige zamenſtelling op die Lichamen, de conſtructie des Aardbols, de identiteit der beddingen, in de landen, het verſte van elkanderen gelegen, met één woord de grote overeenkomſten der Nature, begon ik te wenſchen, om, voor ettelyke jaren den dienst des Konings te verlaten, en een gedeelte van myne bezittingen aan de bevordering der Wetenſchappen opteöfferen. Ik vroeg, diensvolgens, myn ontſlag; maar zyne Majeſteit, in plaats van my dien te verlenen, benoemde my tot Opper-Bergraad, met verhoging van myne jaarwedde, en verlof om een reis te doen ten dienſte der Nat. Historie. Dan, daar ik, op zulk enen verren afſtand, myn vaderland van geen dienst kon zyn, nam ik de jaarwedde niet aan, maar bedankte zyne Majeſt. voor ene gunst, my niet zo zeer verleend uit hoofde van myne geringe verdienſten, dan wel uit aanmerking van die enes Vaders, welke, tot aan zynen dood, het meest vererend vertrouwen van zynen Vorst bezat. Om my behoorlyk uitterusten voor ene reize, waar van het doel zo verſcheiden was, maakte ik ene uitgezogte verzameling van Sterre- en Natuurkundige Werktuigen, ten einde naauwkeurig te kunnen bepalen de Sterrekundige ligging der plaatſen, de magnetiſche kragt, de afwyking en helling der kompasnaald, de Scheikundige zamenſtelling der lucht, hare veerkragtigheid, vogtigheid en temperatuur, hare elektriſche beladenheid en doorſchynendheid, de koleur des hemels, de temperatuur der Zee, op ene aanmerkelyke diepte enz. Hebbende, op dien tyd, ene merkwaardige ontdekking gedaan omtrent het zenuwvogt, en de manier om de zenuwen te prikkelen door middel ener Chemiſche bewerking (om de prikkelbaarheid daar van, naar believen te vermeerderen en te verminderen) begreep ik nodig te hebben, om my meer byzonder toeteleggen op de Ontleedkunde. Tot dat einde hieldt ik my, gedurende 4 maanden, op aan de Univerſiteit van Jena, en gaf aldaar in ’t licht de twee Boekdelen van myne proefnemingen op de zenuwen, en van de Scheikundige bewerking des levens: een werk, dat ook in het Fransch is overgezet. Van Jena ging ik naar Dresden en Wenen, om aldaar de Botaniſche ſchatten te beſtuderen, en andermaal het binnenſte van Italien te bezoeken. Dan de onlusten in Romen deedden my van dit plan afzien, en, terwyl ik my te Saltzburg ophieldt, vondt ik ene nieuwe manier uit, om de dampkringslucht te ontleden, waar over ik, met Vauquelin , ene Verhandeling uitgaf. Op dien tyd voltooide ik ook de zamenſtelling van myn nieuwe Barometer, en van een werktuig, waar aan ik den naam gaf van Anthracometer, vermits het de hoeveelheid van koolzuur (acide carbonique) in de Dampkringslucht, aanwyst. Gedurende ik bleef hoop ſcheppen, om tot Napels te kunnen doordringen, vertrok ik naar Frankryk, alwaar ik, gedurende den tyd van vyf maanden, met de Scheikundigen van Parys, arbeidde. By die gelegenheid, las ik verſcheidene Verhandelingen voor by het Nationaal Inſtituut, in de Annales de Chymie, te vinden: en gaf ’er twee werken uit, het een over de Stikluchten der Mynen, en de manier om ze minder ſchadelyk te maken, en het ander over de ontleding der lucht. Het Franſche Directoire beſloten hebbende, om een reis om de waereld te laten doen, met drie Schepen, onder het bevel van den Kap. Baudin, wierd ik, door den Minister van Zeezaken verzogt, om de Geleerden, welken op dien togt ſtonden mede te gaan, in hunnen arbeid te verzellen: en reeds maakte ik my gereed, om naar Havre te vertrekken, toen gebrek aan geldmiddelen dit plan verydelde. Ik nam hier op het beſluit, om my naar Afrika te begeven, ten einde den berg Atlas optenemen. Gedurende twee maanden wagtte ik te Marſeille, om van daar ſcheep te gaan, doch ene verandering in het Staatkundig ſtelzel, te Algiers voorgevallen, noodzaakte my om dit ontwerp te laten dryven: en ik begaf my naar het Schier- Eiland, om de beſcherming te vragen van zyne Kat. Maj. op ene reize naar Amerika, waar van de goede uitſlag my tot het toppunt van myne wenſchen zal brengen. Het was op verzoek van den Saxiſchen Minister, Baron von Forell, reſiderende aan het Hof van Madrid, dat de Hr. van Humboldt deze Levensſchets ontwierp, en den gezegden Minister ter hand ſtelde. Deze, zelve een geleerd man zynde, haastte zig met aan het verlangen des Heren v. Humboldt te voldoen, en het belang der ontworpen reize, met opzigt tot de Natuur-, Schei- en Aardrykskunde, onder het oog te brengen van het Ministerie des Konings van Spanje: welke laatſte, volgens zyne verlichte en liberale denkbeelden, nevens zyn bekende zugt om de Wetenſchappen te helpen bevorderen, een verlof, waar van ſedert den togt van den Hr. de la Condamine geen voorbeeld was, verleende. Men vaardigde, ten dien einde, de naauwkeurigſte, en voor dezen doorluchtigen Reiziger de meest vererende bevelen af aan alle de Onder-Koningen en Opper Bevelhebbers der uitgeſtrekte bezittingen zyner Kathol. Majeſteit op het nieuw halfrond der aarde. Voorzien van deze Koningl. orders en van aanbevelingsbrieven van alle Geleerden, en gevolgd van de goede wenſchen van allen, die de ware reſultaten uit zyne voorgenomene togten, voor de Aardrykskunde te wagten, naar waarde weten te berekenen, vertrok de Heer v. Humboldt naar de Corunna, en ging aldaar, in het begin van Juny des laatſten jaars, in een Paketboot op de Havaná: ten oogmerk hebbende, om zig van daar vervolgens naar Mexiko te begeven, en, na het Noordelyk gedeelte van Amerika doorkruisd te hebben, door het Zuiden van dat waerelddeel en vervolgens, over de Philippynſche Eilanden naar Europa te rug te keren, waar toe hy den tyd van 3 of 4 jaren zal nodig hebben. Men heeft reeds, ſedert zyn vertrek, brieven van hem, zo van St. Croix op Teneriffe als zelfs van Cumana ontfangen. En een zyner vrienden in Duitschland, de Heer Goedeking te Bareuth, heeft, onlangs, door een Hoogd. Letterkundig Dagblad, de twee volgenden opentlyk gemeen gemaakt. Corunna, den 3 Juny 1799. Ik ſchreef u van Marſeille, dat myne reize om de Waereld, met den Kapt. Baudin, waar toe ik door het Franſche Gouvernement verzogt was, op het zelſde ogenblik geſtaakt wierd, toen ik gereed was om in deze Haven ſcheep te gaan. Toen zou ik, met de twede Expeditie van Toulon, my by Bonaparte voegen. Met ongeduld wierd ik door myne vrienden gewagt: maar de Zeeflag van Abukir verydelde den togt. By myn voornemen blyvende, wilde ik thans, met een Zweedsch Fregat, ’t geen men te Marſeille wagtte, naar Algiers gaan, om van daar, met de Caravane van Mekka, den gevaarlyken weg, door de woestyne Selima, op Cairo inteſlaan. Het Fregat kwam niet opdagen, en na vergeefsch, twee maanden lang, my in Provence opgehouden te hebben, gedurende welken ook de Oorlog tusſchen Frankryk en Algiers uitbrak, begaf ik my naar Spanje. Hier wierd ik den Koning aanbevolen, en verkreeg van dien, ’t geen nog nimmer een vreemdeling verworven had, aanbevelingsbrieven aan alle Onder-Koningen, nevens verlof, om, met alle myne werktuigen in de Spaanſche bezittingen intedringen. Verbeeld u myn geluk! Ik ben van alles uitgerust en ga, binnen weinige ogenblikken, naar de Havana onder zeil, met het Fregat Pizarro: en van daar naar Peru, Mexiko en Chili. Ik zal wel enige jaren uitblyven: doch ik hoop iets groots te volvoeren. Een jonge Franſche Geleerde, Bonpland (Plantkundige) verzelt my. Van de Havana ſchryve ik u weder. A. v. H. Ortova op Teneriffe, 24 Juny 1799. Den 5den van de Corunna vertrokken zynde, kwamen wy, gelukkig, den 16den te Lancerotta, en den 17den te St. Croix van Teneriffe. Wy hadden vier Engelſche Fregatten in ’t gezigt en weten niet hoe wy het ontkomen zyn. Ik heb de Piek zeer naauwkeurig opgenomen: en ben, digt by den Crater, op 11500 voeten hoogte geweest. Deze togt was meer moeilyk dan gevaarlyk. De Piek is een byster grote Baſalt-berg, waar op Porphyr-, Schieffer- en Obſidiaan-porphyr rust. Het is gevolglyk natuurlyk, dat de holligheden in de rots door ſmelting gevormd zyn. Wy bevonden de warmte op den Crater, by Zonneſchyn, op 70° Reaum. en de lucht à 2°. De Puimof Dryſſteen, waar over men zo veel twist, is de geſmolten en ontbonden Obſidiaan. Dit is hier zo klaar als de dag. Ik moet afbreken door vermoeidheid: wy gaan naar Carracas en de Havana onder zeil. v. H.